door P. E. Teunis
Graag willen wij nu ingaan op de naderende en deels al ingetreden Aquariusperiode en de werkzaamheid van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis. Wat wij vandaag willen bespreken heeft daarom voor een deel een kosmologische achtergrond. Wij doen dat op basis van de wijsbegeerte van het Rozenkruis en de kosmologie zoals deze door de school van het Rozenkruis wordt gezien.
Wij willen ons nu eerst een moment verdiepen in een wezenlijk onderdeel, een kernpunt, van de leer van de School van het Gouden het Rozenkruis. Een vraag, die een belangstellende kortgeleden op een open dag in een van onze centra stelde, luidde als volgt: «Ik vind het heel interessant wat jullie vertellen en kan dit ook deels wel beamen. Maar is het nu ook goed? Ik streef er naar om goed te leven. Maakt het Rozenkruis mij tot een goed mens?» Wij vatten zijn woorden wat eenvoudig samen, maar wij kunnen u verzekeren dat ze, naar onze idee, voortkwamen uit een zeer oprecht en diep verlangen om goed te doen, goed te zijn, goed te leven.
U kent zeker wel dat stukje in de Bijbel: «En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan één, namelijk God» (Mattheüs 19:16-18). Bijna nog voordat hij goed en wel uitgesproken is, valt Jezus, als goede meester aangesproken, hem in de rede: «Wat noemt gij mij goed? Niemand is goed, ook niet één.»
De Geestesschool van het Gouden Rozenkruis spreekt over een weg, een Pad tot werkelijke menswording. Misschien spreekt dit u aan, dat zult u aan het eind van de dag zelf kunnen beoordelen. Misschien grijpt het u wel aan. Of u besluit dat u zich nader wilt oriënteren, dat is zeker mogelijk. Misschien wilt u wel leerling van deze School worden; het kan zijn dat het Rozenkruis een van de belangrijkste zaken in uw leven wordt. Dat is allemaal mogelijk. Maar wij kunnen u één ding verzekeren: een goed mens, in de gewone betekenis van het woord, zult u er niet van worden. De school van het Rozenkruis betwijfelt namelijk op goede gronden dat dat mogelijk is. «Niemand is goed, ook niet één.» In ieder geval niet in die zin, dat wij, zoals wij zijn: een uit de natuur geboren mens, eenmaal in werkelijke, volstrekte zin goed zouden kunnen zijn.
Daar gaat het ook niet om. Waar het wel om gaat is, dat het werkelijk goede, het alleen-goede, zoals Hermes Tresmegistos het aanduidt, in ieder mens verbórgen ligt. De mens, geboren uit onze natuur, de aardse mens, kan zijn leven wel in dienst stellen van dit Andere. Hij kan in dit alleen-goede zichzelf verliezen. Zoals Johannes, de Doper aan de Jordaan, het uitdrukt in het Johannes evangelie:«Hij (de ander, het alleen-goede in mij) moet wassen en ik moet minder worden.»
Maar wij kunnen deze Andere niet zo zonder meer aanpakken, beetpakken, zoals wij gewend zijn om met ons gevoel en verstand de dingen om ons heen te benaderen en aan te pakken. Wij kunnen die Andere ook niet worden, maar wij kunnen wel ons leven er aan wijden. Daardoor wordt het mysterie van vernieuwing mogelijk, het mysterie van nieuwe menswording. Het mysterie van de transfiguratie wordt dan ontraadseld.
Wij introduceren deze gedachte met opzet aan het begin van deze dag, om duidelijk te maken dat het in de Geestesschool, en dus ook bij wat wij over de Waterdrager willen overdragen, gaat om een andere orde, een volkomen ander plan van leven dan waarover wij gewend zijn te denken. Voordat wij dan ook verder gaan, willen wij graag nog enkele woorden zeggen over de mens, over wie hij is en wat hem beweegt. Want wij kunnen dergelijke ontzaglijk ingrijpende zaken als de Aquarius-era alleen enigermate begrijpen als wij begrijpen wie en wat wij zelf zijn.
De wijsbegeerte van moderne Rozenkruis leert dat er een oorspronkelijke, goddelijke mens is. Over deze oorspronkelijke mens, die was en is, kunnen wij lezen in het boek Genesis. Tot deze Mens (de eerste Adam) werd gesproken het woord: «Ten dage dat gij van deze boom eet, de boom der kennis des goeds en des kwaads, zult gij de dood sterven.» (Genesis 3:5) En hij at, de mens, dat maakt het Bijbelverhaal wel zeer duidelijk, en hij werd verdreven uit het Paradijs. De Goddelijke mens ging verloren. Of anders gezegd: hij viel in een diepe slaap, in een toestand van latentheid.
Op dit punt in het Bijbelverhaal vindt een grote crisis plaats. Want hoe wordt de onwerkzaam geworden goddelijke Schepping, de oorspronkelijke `Mens' weer tot leven gewekt? Je kunt natuurlijk zeggen: dat doet God, die toch almachtig is, toch? Maar de oorspronkelijke mens beschikte over een volstrekt vrije wil; en hetzelfde zou zich herhalen...
Er is een regel in een van de psalmen die zegt: «God laat niet varen het werk Zijner handen» (Psalm 138:8). In de onbegrensde mogelijkheden van het Goddelijke, en door zijn onbegrijpelijk grote liefde, ontwikkelde zich een reddingsplan voor de gevallen mensheid. In een involutieproces van naar onze tijdsbegrippen onvoorstelbaar lange tijden werd een plaatsvervanger tot aanzijn gebracht, een mens geboetseerd uit de vergankelijke stof van deze aarde. Een mens die weliswaar een vorm van leven meekreeg, maar van wie in hetzelfde hoofdstuk van Genesis ook gezegd is: «As, stof, zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.» (Genesis 3:19).
Welnu, die plaatsvervanger, die beelddrager van een Goddelijk, maar latent geworden levenssysteem, dat zijn wij. Voor ons werd een noodorde gesticht, een oefenschool. Deze aarde. Vanuit deze visie willen wij graag ingaan op Aquarius, de Waterdrager die zijn Levende Water uitgiet in onze levensatmosfeer.
Er ligt dus een plan ten grondslag aan ons leven, onze existentie hier op aarde, een plan dat al het leven op aarde draagt. Niet dat van de oorspronkelijke Goddelijke mens, maar een plan op een lager niveau, een reddingsplan. Dit wordt in stand gehouden door twaalf stralingskrachten, in termen van de vroege gnostici twaalf eonen genoemd, en ook wel: de twaalf krachten van de Dierenriem.
Het leven op aarde heeft, zo zien we, een hoog doel, een bijzonder doel; het is niet een aan het lot overgelaten grillige samenloop van omstandigheden. Twaalf krachten werken als kosmische straling in op de wereld, zij wekken de mens op en stuwen hem voort; houden hem onophoudelijk in beweging en ontwikkeling. Deze stralingskrachten, deze dragers van het reddingsplan, doordringen wereld en mensheid van dag tot dag, ja, iedere seconde. Zo zijn er invloeden die zich laten meten in jaren, in tientallen jaren, in eeuwen, in sterrenjaren. Alles in een eeuwige, gestage beweging, als het raderwerk van een kosmische klok. Alles komt, alles gaat, in een machtig uurwerk, waarin sterrenjaren als seconden verglijden.
Wanneer we er over nadenken, is het een ontzaglijke genade, voortkomend uit de Wijsheid en Liefde Gods, dat de mens, de beelddrager, wordt voortbewogen, altijd in beweging wordt gehouden, totdat hij zijn werkelijke goddelijke bestemming en het hoge doel waartoe hij geworden is, eenmaal zal hebben gevonden. Wat de mens in zijn leven met deze invloed doet, blijft steeds zijn eigen, vrije keus. De mens kan geholpen worden, en hij wordt ook geholpen, iedere seconde, hoewel hij dat zelf misschien vaak niet vermoedt. Maar hij kan niet gedwongen worden een ontwikkeling te gaan die hij niet van binnenuit als juist herkent. Hij is een beelddrager, maar hij is ook een vrij wezen. Niets of niemand kan hem dwingen zijn roeping te volgen. Het wezen van vrijheid is fundamenteel voor het mens-zijn. In dat verband zei J. van Rijckenborgh, de grondlegger van de School van het Gouden Rozenkruis: «Niemand kan u uit uw gevallen staat bevrijden. Zelfs God niet. U kunt dat alleen zelf.»
Het reddingsplan, dat een goddelijke plan is voor wereld en mensheid, laat geen enkel mens los, juist omdat de mens steeds weer in zijn gevallen staat dreigt te verzinken. Dat wil zeggen: dat hij is als de verloren zoon, die het zwijnendraf eet met de zwijnen. Wat wil dat zeggen? Dat hij, ondanks de weerstand die hij dagelijks ondervindt, onveranderlijk aan de slag gaat om zijn tijdelijke woning, zijn aardeplaneet, om te vormen tot een paradijs. Hij vergeet het hemels beeld dat diep in zijn hart als een kostbare schat begraven ligt.
Het reddingsplan voorziet daarom in een onophoudelijk opbreken, een onophoudelijk veranderen van de atmosferische condities, om deze kristallisatie tegen te gaan. Daarom is niet alleen in het groot de wereldbol onderworpen aan een eeuwige beweging, maar geldt ook in het klein, dat ieder leven eindig is, tijdelijk is. Deze eeuwige verandering voorkomt dat de mens kristalliseert in zijn zelfgeschapen ongoddelijke wereld. De aardse mens zelf is daarom tijdelijk, zijn levensduur is beperkt, hij verdwijnt als zijn tijd gekomen is. Maar het verheven beeld van de oorspronkelijke mens, de roos in het hart blijft. Totdat eenmaal een beelddrager zijn of haar roeping herkent, de glorie van de oorspronkelijke Goddelijke Mens in zich gaat herstellen, en de Val uit het Paradijs teniet wordt gedaan.
Zo naderen wij de kern van deze inleiding. Wat in het klein is, is ook in het groot, en andersom. Zoals dagen voorbijgaan in een mensenleven, zo gaan ook sterrenjaren voorbij, en ook een zodiakale periode. Wij leven in de tijd waarin het zodiakale teken Vissen verglijden gaat in het teken Waterman. Dat houdt in dat het leven zoals wij dat kennen volkomen zal veranderen. Dat is het reddingsplan voor wereld en mensheid. Waarom krijgen wij van tijd tot tijd een gevoel dat alle zekerheden wegvallen? Waarom leeft op dit moment onder alle mensen, van alle rassen en volkeren, hardop uitgesproken of niet, zo'n intens sterk gevoel dat dingen veranderen, wezenlijk veranderen, dat het nooit meer zo zal zijn als het was? Omdat er een zodiakale omwenteling plaatsvindt. Omdat het reddingsplan met wereld en mensheid een volgende fase ingaat. Er zal sprake zijn, en er is reeds sprake, van een werkelijke revolutie, een totale omwenteling.
Wij weten niet waar deze ontwikkeling ons brengen zal. Wij kunnen niet in de toekomst kijken. Zelfs over het meest tastbare, het stoffelijke aanzicht van de op gang gekomen veranderingen, kunnen wij geen enkele voorspelling doen. De zeespiegel kan stijgen, maar misschien ook dalen. Het kan warmer worden, maar misschien ook wel kouder. En dat is nog maar het meest eenvoudige aspect, het stoffelijke aanzicht van de aarde. Wat gaat er gebeuren met mens en maatschappij? De maatschappij kan geveld worden door terrorisme, of misschien komt er wel één grote politiestaat, een totalitaire staatsordening, een brave new world. Maar net zo goed is het mogelijk dat op zeker moment de wereldbevolking zal verbroederen en in vrede zal leven. Wij willen naar analogie van het woord: «Niemand is goed,» hierover zeggen:«Niets is in deze zin werkelijk goed.»
De Broederschap van het Rozenkruis heeft de mens op veel momenten gewezen op de bovenaardse, Goddelijke stralingswerkzaamheid, die in perioden van grote verandering steeds optreedt. Dat was in het jaar 1604 zo, bij de ontdekking van een supernova in het sterrenbeeld Zwaan, en dat is vandaag de dag precies zo, in het jaar 2004.
Het Rozenkruis leert dat de mens leeft uit drie heiligdommen, drie krachtcentra: die van het hart, het hoofd en die van het handelingsleven (gelegen in de zonnenvlecht). In de Aquariustijd, in de overgang van het Vissen- naar het Aquariustijdperk, komen drie zogeheten mysterieplaneten tot werkzaamheid. Het zijn de planeten:
Uranus, de vernieuwer van het hart;
Neptunus, de vernieuwer van het hoofd;
Pluto, de vernieuwer van het handelingsleven van de mens, de herschepper.
In de volgende lezing zullen wij hierop dieper ingaan. Het gaat daarbij niet om de stoffelijke aanzichten van de planeten, maar om het feit dat zij werktuigen zijn, boodschappers zijn van een nieuwe invloed in onze tijd. Wij zien dat juist in deze periode, waarin het aards magnetisch veld als het ware verzwakt is, dooreengeschud is door zo vele indrukken, dat drie stralingswerkingen uit de bovennatuur zich direct, rechtstreeks, gaan richten tot de drie centra in de mens. De mysterieplaneten willen in de mens deze drie centra reinigen en tot een hogere werkzaamheid opheffen, opdat de reine Liefde, de ware wijsheid en de kracht van de oorspronkelijke alchemie zich daarin ontwikkelen.
De werkzaamheid van de «de tekenen van Gods Raad», honderden jaren geleden voorspeld door de klassieke Rozenkruisers in hun manifesten de Fama Fraternitatis en de Confessio Fraternitatis -- de invloed van de mysterieplaneten --, grijpt ieder mens op aarde aan. Het is daarom een onomstotelijk feit dat het leven, onze ondervindingen, onze waarnemingen, ons denken, ja, het gehele menselijke bewustzijn, in de komende jaren totaal zullen veranderen. Wij komen hierop, zoals gezegd, in de volgende voordracht terug.
Zie het voor u, vrienden. Zie het om u heen. Wat wij zeggen en constateren is een nuchtere werkelijkheid. De wereld verkeert in een periode van heftige bewogenheid, waarvan wij alleen nog maar het allereerste begin zien. Het is het consequent en logisch zetten van een nieuwe stap in een Goddelijk reddingsplan. Het is, zoals de klassieke Rozenkruisers dit uitdrukten, `God de Vader', die de wereld een instroming van Licht en Waarheid wil verlenen. Wij willen alleen dit zeggen: achter het grote beweeg van wereld en mensheid wordt ons, als bij het uiteenschuiven van een wolkenlucht, een blik gegund op een nieuwe ontwikkelingsmogelijkheid.
Het is de Waterdrager, die zijn levende water uitstort in de atmosfeer van de aardeplaneet. Water staat hier symbool voor ether, etherkracht. Het zijn de fijnstoffelijke energiedeeltjes die wij aanduiden met de naam ether. Dat water, die etherkracht, is er voor de mens om de oorspronkelijke mens, de Godmens in hem weer op te bouwen. Hiermee kan hij de wedergeboorte beleven uit Water en Geest. Hiermee kan hij, zoals de oude Rozenkruisers dat uitdrukten, een nieuw zielenlichaam, het gouden bruiloftskleed, het nieuwe zielengewaad weven.
Met betrekking tot al deze dingen is door de stichters van de mysterieschool in deze tijd vaak in deze tempel tot de leerlingen gesproken. Wat zij te zeggen hadden weerklinkt nog steeds in deze tempelruimte. Zij wezen hun gehoor zonder ophouden op het grote belang van de ontwikkelingen waar wij nu midden in staan. En zij gebruikten daarbij twee woorden, die wij vandaag willen herhalen:
«Hora est» -- de tijd is daar.
Wordt u bewust dat de mens een tweevoudig wezen is; stoffelijk, sterfelijk enerzijds, maar niettemin verbonden met het kernbeginsel van de Goddelijke Mens in hem. Wordt u bewust van de ontzaglijke mogelijkheden, en de hulp die ons, juist in de overgang naar het nieuwe tijdperk van de Waterman, geboden wordt. De tijd is daar. Wij wensen u een diepe en rijke bezinning toe tijdens deze conferentiedag.