Er zijn twee nobele en kostbare vogels
Men vindt in Indië een zeer aangenaam woud
waarin twee vogels verenigd zijn,
de ene heeft een witte kleur, de andere is rood.
Ze doden elkaar... de ene verteert de andere.
Allebei worden ze nochtans veranderd in witte duiven.
Uit de nieuwe duif wordt een Fenix geboren,
die de zwartheid, de stank en de dood heeft afgestoten,
opdat hij zo een nieuw leven kan hernemen.
In deze afbeelding zien we twee vechtende vogels: de rode vogel plaatst zich boven de witte. Hier eindigt het werk aan de witte steen en gaat het over in het grote werk aan de rode steen. In de tekst veranderen deze vogels eerst in twee witte duiven en daarna in de Fenix. De witte duiven staan voor zuiverheid, spiritualiteit, lichtheid en onschuld. Duiven hebben geen gal en dragen dus ook niet de melancholie (zwarte gal) mee, die de ziel aan de aarde bindt. De duiven zijn bij uitstek de symbolische bewoners van het element lucht. De Fenix vormt de connectie en de overgang tussen lucht en vuur. Volgens Lactantius woont de Fenix in een oord zonder ziekte, dood of enig ander gebrek. Het is er altijd groen en de bron des levens vloeit er rijkelijk. Met zeer welluidende melodieën bezingt de Fenix vanuit de hoogste boom twaalf keer per dag de heerlijkheid van de Schepper en van de Zon. Na een periode van duizend jaar voelt de Fenix dat zijn tijd gekomen is om te sterven en om zich te vernieuwen. Hij verlaat het Paradijs en vliegt naar de aarde, naar een land dat naar hem Fenicië werd genoemd en dat in het huidige Syrië ligt. Daar bouwt hij zich in de hoogste palm een nest van aromatische kruiden en zet zich in dat nest om er te sterven. Dit proces is van zulk een intensiteit dat hij in zelfontbranding ontsteekt en zichzelf helemaal verteert. Er blijft enkel een soort witte worm, een rups over, die na drie dagen ontpopt in een nieuwe Fenix. Deze stijgt weer op naar het Paradijs voor de volgende duizend jaar. De Fenix beweegt zich in het element lucht, maar ontwikkelt de intensiteit van het volgende element: het vuur.