TemplateAfbeelding

Artikelindex

 Draak bijt in zijn staart

Mercurius chemisch gesublimeerd

Een schrikaanjagende Draak bewoont het woud,
giftig tot aan de hoogste graad, het ontbreekt hem
aan niets.

Als hij de stralen van de Zon ziet en het schitterende
vuur, verspreidt hij zijn gif, en zijn vlucht is zo
buitengewoon dat geen enkel ander dier in leven blijft
voor hem, zodat zelfs de basilisk zelf hem niet kan
evenaren

Hij die zal geleerd hebben om hem met kennis te
doden zal ontsnappen aan alle gevaren.

Al zijn aders en zijn kleuren zijn
vermeerderd in zijn dood, er wordt uit
zijn gif een hoogste medicijn.


Plots verteert hij zijn gif, want hij
verslindt zijn eigen giftige staart en
vandaar vloeit er een kostbare balsem
uit hem.

Alle wijzen zullen tenslotte zijn
krachten bevestigen en zich over deze
in verbazing verheugen.


De drie afbeeldingen van dieren in het woud vertegenwoordigen het element aarde. Het woud is het lichaam, met daarin telkens de geest en de ziel. De dieren vormen samen de inwerkende zuivering van de prima materia op drie ‘centra’, drie manieren waarop het kwikzilver zich manifesteert: in het denken (hert en eenhoorn), het voelen (rode en groene leeuw), het willen (wolf en hond).
Samen vormen deze drie centra ook een ‘kwikzilver’. Het ontvangende mercur is het intelligente denken; het ordenende midden is de zwavel van het gemoed. Het besluit wordt vastgelegd in het instincten wilscentrum, het zout. De drie centra vormen samen een autonoom kwikzilver: een mens die een innerlijke ruimte heeft opgebouwd, die een innerlijke werkplaats of een tempel in zichzelf heeft opgericht die autonoom kan functioneren, los van de beïnvloedingen van de wereld om hem heen. In deze werkplaats van innerlijk leven is het mogelijk de zegels te verbreken die door de archonten op de ziel zijn aangebracht. 

Mercurius op de juiste wijze chemisch neergeslagen of gesublimeerd
De ourobouros geeft aan dat een cyclus is afgerond. Een proces dat wellicht verscheidene keren, maar telkens op een andere manier, moet worden herhaald. Een cyclus die zich afspeelt tussen de vuurspuwende draak en de ourobouros. In de gnostiek was de ourobouros de wereldslang, de ‘leviathan’ die de materiële wereld, dat wil zeggen de sferen van de zeven gekende planeten van ons zonnestelsel, omsloot. Deze vormen samen de wereld van de materie. Daarbuiten is de kring van de twaalf tekens van de dierenriem, waarin ook het aards paradijs uit Genesis is gesitueerd, met daarin de boom des levens.
Volgens bepaalde overleveringen uit de gnostiek is de mens samengesteld door de archonten van de zeven planeten. Zij maakten een mens, een soort golem, uit klei en stof. Deze beheerders van de lagere materiële wereld konden echter geen Leven scheppen. Zij moesten de ‘ware schepper’, de agatodaimon, met een list ertoe verleiden om een sprankel leven te laten indalen in de door hen gemaakte golem. Daardoor kwam de mens tot leven, echter gedomineerd door de eigenschappen die de archonten hem hadden toegekend. Het is de taak van de adept om in zichzelf het onderscheid te leren zien tussen de sprankel echt leven en de materiële kluisters waarin hij door de archonten gevangen wordt gehouden. Deze gedachten stammen nog uit het oude Egypte en de dodenrituelen, waarin de ziel van de overledene de aardse sferen ontsteeg door de sferen te doorkruisen van de archonten die de poorten naar de ‘hemel’ bewaakten. Aan elke poort moest verantwoording worden afgelegd. Men moest de naam van de poortwachter kennen, weten waar die voor stond, en zich distantiëren van de negatieve eigenschappen van die sfeer, het zegel aldus verbrekend. 


En zo begeeft zich de mens dan omhoog door het samenstel der sferen:

  • Aan de eerste sfeer geeft hij zijn vermogen tot groei en vermindering,
  • Aan de tweede het instrument van het slechte, de nu effectloze heftigheid,
  • Aan de derde het onmachtig geworden bedrog van de begeerte,
  • Aan de vierde het uiterlijk vertoon van de heerschappij,
  • Aan de vijfde de goddelijke overmoed van de onbezonnen doldriestheid,
  • Aan de zesde de boze aandriften van de rijkdom, die nu geen invloed meer heeft,
  • Aan de zevende sfeer de leugen die valstrikken spant.
  • En dan komt de mens, ontdaan van astrale invloeden,
    In de achtste sfeer, slechts in het bezit van zijn eigenlijke zelf,
    En samen met de geestelijke wezens bezingt hij de vader.

    Het Thomasevangelie van G. Quispel p.182, Corpus Hermeticum 1,25-26)

De reis van de ziel na de dood door de planeetsferen is in de alchemie tot een innerlijke reis geworden voor een ziel tijdens dit leven, om zich te bevrijden van de zeven planeetzegels.
De ourobouros vertegenwoordigt dus de grens tussen de wereld van de gebondenheid aan de materie, en de wereld daarboven, de kring van de dierenriem en de plaats van het paradijs.