TemplateAfbeelding

Artikelindex

De steen der wijzen

Vanaf de latere middeleeuwen en volop vanaf de renaissance beginnen de alchemisten hun traktaten te illustreren. Eerst wat schuchter en dilettantisch, later met steeds meer verbeeldingskracht en artisticiteit. Vooral in de zestiende en zeventiende eeuw komen er pareltjes van alchemistische prentkunst op de boekenmarkt. Een late, wanhopige bloei, want een eeuw later is de alchemie danig aan het wegkwijnen en nog een eeuw later is zij doodverklaard door de nieuwe  natuurkunde en bijna vergeten.

Een van die pareltjes is het traktaat dat we hier bespreken. Het bevat, naast een titelblad en het blazoen van de auteur, vijftien zeer mooi uitgevoerde gravures die elk een thema uit het alchemistische werk voorstellen. Bovendien is elk van deze gravures voorzien van een mooi stuk verklarende tekst die op zichzelf zeer leesbaar en daardoor vrij toegankelijk is voor de kennismaking met de alchemie.


TRAKTAAT VAN
DE EDELE DUITSE
FILOSOOF ABRAHAM
LAMBSPRINCK
EEN ZEVENTIENDE-
EEUWSE VERHANDE-
LING OVER INNERLIJ-
KE ALCHEMIE

De steen der wijzen

Vanaf de latere middeleeuwen en volop vanaf de renaissance beginnen de alchemisten hun traktaten te illustreren. Eerst wat schuchter en dilettantisch, later met steeds meer verbeeldingskracht en artisticiteit. Vooral in de zestiende en zeventiende eeuw komen er pareltjes van alchemistische prentkunst op de boekenmarkt. Een late, wanhopige bloei, want een eeuw later is de alchemie danig aan het wegkwijnen en nog een eeuw later is zij doodverklaard door de nieuwe  natuurkunde en bijna vergeten.

Een van die pareltjes is het traktaat dat we hier bespreken. Het bevat, naast een titelblad en het blazoen van de auteur, vijftien zeer mooi uitgevoerde gravures die elk een thema uit het alchemistische werk voorstellen. Bovendien is elk van deze gravures voorzien van een mooi stuk verklarende tekst die op zichzelf zeer leesbaar en daardoor vrij toegankelijk is voor de kennismaking met de alchemie.


 TRAKTAAT VAN
DE EDELE DUITSE
FILOSOOF ABRAHAM
LAMBSPRINCK
EEN ZEVENTIENDE-
EEUWSE VERHANDE-
LING OVER INNERLIJ-
KE ALCHEMIE 

Alchemi


De identiteit van de auteur die zich ‘Lambsprinck’ noemt is niet bekend. Evenmin weten wij precies wanneer hij leefde en het traktaat van de Steen der Wijzen heeft geschreven. Men weet dat Lambsprincks traktaat eerst in het Duits werd geschreven, en dat het voordat het werd gedrukt al bestond als geïllustreerd manuscript. Lucas Jenning gaf de tekst met de illustraties uit in 1625, in een verzamelwerk, Museum Hermeticum. In datzelfde jaar gaf Jenning ook een Duitse versie uit. Ook de volgende uitgever van het Museum Hermeticum in 1677, Hermann à Sande, nam het traktaat van Lambsprinck op. Het is deze Latijnse uitgave in het Museum Hermeticum van 1677 die voor onze vertaling werd gebruikt. De graficus ten slotte, die verantwoordelijk is voor de prachtige gravures, is waarschijnlijk Mathieu Merian, die ook de vijftig gravures van de Atalanta Fugiens zou hebben gemaakt, en die de werken van Robert Fludd Illustreerde. Maar absolute zekerheid daaromtrent bestaat er niet. Men heeft gemeend dat Lambsprinck een goudsmid was of een edelman, omdat hij een blazoen heeft. Maar men kan er ook een symbolische interpretatie van zijn naam in zien, zoals op ‘Het Lam Gods’ van de gebroeders Van Eyck, waarop je het lam afgebeeld ziet met daarvoor de bron des levens.


De vier elementen


We stellen ons de vier elementen traditioneel meestal voor als een soort aggregatietoestanden, een indeling zoals die ook voorkomt in de Turba Philosophorum, de oudst bekende alchemistische tekst: de aarde is vast, het water vloeibaar, de lucht gasvormig en het vuur etherisch. Maar er is ook een andere indeling mogelijk, die teruggaat op de oudste scheppingsmythes. In de aanvang heerst de chaos, meestal voor gesteld als een oneindige zee, watermassa of oceaan. In deze chaos wordt door de schepping orde geschapen. Het land en de lucht erboven scheiden de wateren onder en boven aan het firmament. Het vuur wordt gevormd door de zon en de sterren aan het firmament.
Lambsprinck gebruikt de vier elementen op deze manier in de volgorde van zijn afbeeldingen en teksten.


De samensteller van dit artikel heeft de afbeeldingen gekopieerd en er losse kaartjes van gemaakt en dan getracht om ze op een zinvolle manier te ordenen. Hij kwam tot het volgende schema, dat er uitziet als de staf van de Hiërofant uit de tarot: een kruis met drie dwarsbalken.

kruis


Het water is afgebeeld op de onderste prent als een zee met twee vissen. Dan vecht een man met een draak. Dat is de overgang van water naar aarde. De aarde is weergegeven in de onderste dwarsbalk. Men ziet drie prenten die een woud voorstellen, met telkens twee dieren die op het land leven: een hert en een eenhoorn, twee leeuwen, een hond
en een wolf. Dan volgt een draak die zichzelf in de staart bijt. Hij vormt de overgang van aarde naar lucht. Het element lucht zien we in twee voorstellingen met vogels. In de eerste een boom met een nest, in de tweede twee vechtende vogels. Dan volgt, als de centrale figuur in het schema, de koning op zijn troon. Hij vormt de bekroning van het kleine werk en leidt naar de vorming van de witte steen. De salamander die geroosterd wordt is de overgang naar het element vuur. De voorstellingen die daarna volgen, stellen geen dieren meer voor, alleen menselijke figuren. Deze leiden naar de bekroning van het grote werk en de vorming van de tinctuur en de rode steen, de uiteindelijke Steen der Wijzen. 

Kwikzilver

Van alle metalen die in de oudheid bekend waren, is kwikzilver het enige dat in vloeibare toestand verkeert onder de normale omgevingstemperatuur. Het is onstabiel, trekt samen tot bolletjes als je het op een glad oppervlak giet en verdampt snel. In de alchemie is kwikzilver de basisgrondstof van alle metalen, wegens het typische feit dat metalen smeltbaar zijn en onder hoge temperatuur de vorm aannemen die kwikzilver al heeft bij de gewone temperatuur.
Voor de alchemie is de essentie van kwikzilver de snelle wisselbaarheid tussen oplossen en stollen, vluchtig en vast. Daarmee zijn heel wat metaforen verbonden. Het vluchtige stijgt op, verspreidt zich, is centrifugaal, opent zich. Het vaste daalt neer, trekt zich samen, bundelt zich, is centripetaal, centreert zich. Deze eigenschappen maakt het tot een zeer geschikte metafoor voor het psychische leven. Het vertelt over twee bewegingen van onze aandacht. Enerzijds het helemaal opgaan, zich verliezen in een gewaarwording of een indruk, anderzijds het zich concentreren en het kunnen vasthouden van die indruk.

Wanneer wij erin slagen deze twee schijnbaar tegengestelde bewegingen van de aandacht samen te brengen, ontstaat er een synthese tussen instinct en intuïtie, tussen voelen en denken. Het helemaal opgaan in een gewaarwording én het geconcentreerd subtiel vasthouden van een indruk, kan als door een wonder in ons een gebied
openbaren, een innerlijke ruimte openen waarin wij geestelijk kunnen vertoeven. Dat gebied is vol betekenis, maar zonder woorden, enigszins vergelijkbaar met een zeer lucide droom. Dit is meer dan een inzicht, het is inspiratie. Daaruit kunnen wij putten zolang wij in staat zijn het vast te houden.

Het is een subtiel proces om zich niet te laten afleiden door beelden of gedachteassociaties, anders sluit de bron zich en is de inspiratie verdwenen. Het is de kunst om te leren hoe men die bronnen van inspiratie kan openen en vasthouden en om te ontdekken welke gebieden ze ontsluiten.
Het principe van het opvangen van inspiratie uit verschillende bronnen en het vastleggen ervan in een vast idee is het principe van de vorming van de ‘steen der wijzen’. Mercurius is tweeslachtig, het heeft een dubbele natuur die wordt uitgedrukt in de begrippen ‘zwavel en mercur’, ‘sol en luna’, ‘man en vrouw’, ‘vuur en water’, ‘ziel en geest’. Het kwikzilver is tweeslachtig omdat het dient te bestaan uit een bepaalde waarnemingsgevoeligheid, het mercur, én uit een vaste kern van begrip, de zwavel, waarin en waaromheen het waargenomene, de inspiratie, wordt gecentreerd, vastgehouden en tot een bepaalde vorm gebracht, het zout. Zonder zo’n vaste kern van begrip waarin de aandacht gefocust wordt, vervluchtigt de intuïtieve helderheid en is ze verder van geen nut.
Zo vormen mercur, zwavel en zout de basisbestanddelen van het kwikzilver. We zullen deze theorie vaak toegepast zien in Lambsprincks traktaat. Het symbool voor kwikzilver is het teken van de planeet Mercurius. Het is zelf samengesteld uit drie symbolen boven elkaar: een liggende maan bovenop een zon met een punt, boven een kruis. De
maan die als een open schaal naar boven wijst, geeft het ontvankelijke, open principe weer. Het wordt het mercur genoemd in de alchemie. Het is veelal een vloeistof, of vluchtig. De zon, een cirkel met een middelpunt, is het principe van de concentratie, van de ‘puntgerichtheid’. In de alchemie is het de zwavel. Het is gelinkt aan hitte en vuur en vast en vasthoudendheid. Het kruis is het zout. Het is dat wat zich vormt en uitkristalliseert onder de inwerking en samenwerking van het mercur en de zwavel. Mercur, zwavel en zout vormen dus samen een drie-eenheid die we kwikzilver noemen. Het is, samen met de prima materia, de basis voor de ‘steen der wijzen’.

Hier zien we de Monas Hiëroglyphica afgebeeld van John Dee. Voor hem was dit symbool de synthese van het alchemistische werk en nog veel meer. Men ziet hier ook weer het symbool voor Mercurius, met daaronder het symbool van de Ram, een vuurteken. Maan, zon en kruis vormen de hermetische vaas, waarin het werk van de transmutatie plaatsgrijpt, met daaronder het vuur.

Prima materia

Het is moeilijk uit te leggen wat de prima materia is. Het wordt omschreven als iets van weinig waarde, een alledaags ding dat op straat in het stof gevonden wordt. En toch is dit het kostbaarste wat er is. Het is bij aanvang een chaos. Men moet diep afdalen in de ingewanden van de aarde om het te vinden.

Het is iets waar je overheen kijkt, diep poëtisch uitgedrukt: ‘Ik ben een zandkorrel op een eeuwige kust”. Het bewustzijn bevindt zich op de grens van sensitiviteit en gewaar zijn. Daar waar ‘leven’ zich aanpast aan ‘materie’. Daar waar bewustzijn en gewaar zijn, dus de geestelijke of innerlijke kant van het leven, overgaat in de stof, de buitenkant. Het is een diep, instinctief niveau, te omschrijven als de allereerste indruk die de wereld op ons maakt, op het moment dat wij het levenslicht zien. Dat diepe, instinctieve niveau is als een zee waarin ons gewone bewustzijn verdrinkt nadat het een laatste glimp van volkomen gewaar zijn heeft opgevangen.
Dat strand, of die eeuwige kust met die zandkorrel bewustzijn, ligt ergens heel diep in de onderbuik, als een vonk van leven, van diepe, onuitroeibare vitaliteit. Het is het keerpunt van de stofwisseling, daar waar materie omgezet wordt in leven, in organisme. Als beleving is het een vorm van intensiteit, sensitiviteit, vitaliteit en ook onrust. Voor het bewustzijn is het perplexiteit. Het is het diepste punt van onze incarnatie in een lichaam. 


 Twee vissen

De zee is het lichaam; er zijn twee vissen:

de geest en de ziel

De wijzen zeggen dat er in den beginne twee vissen
in onze zee zijn,
geheel ontdaan van vlees en beenderen.
Men moet ze in hun eigen water koken.
Uit hen zal een onmetelijke zee gemaakt worden,
die geen enkel mens vermag te beschrijven.


Dit zeggen de filosofen:
de twee vissen zijn slechts één, dat is waar,
ze zijn twee, niettemin een enkel ding,
Lichaam, Geest en Ziel.
Nu zeg ik u met stelligheid:
kook deze drie tezamen, opdat de zee zeer groot
zal zijn.
Later zal dit voor u duidelijk worden,
wanneer ge een grote groei hebt doorgemaakt.


Kook goed de zwavel met de zwavel,
en wees zuinig met woorden over dit punt.


Zwijg en bewaar deze dingen voor uw welbehagen,
zo zult gij bevrijd zijn van alle armoede.
Let voldoende op uw woorden,
opdat uw werk voor niemand zichtbaar worde.


Lambsprinck noemt het een zee met twee vissen. De vissen zijn twee kernen van bewustzijn in de oceaan van het onbewuste, geest en ziel in een elementair stadium.
Op het moment dat we geboren worden, is alles er: de wereld, het heelal. We nemen het waar in zijn totaliteit en zonder enige beperking. Alle invloeden, van nabij en van ver, bereiken ons volstrekt open bewustzijn tegelijkertijd. Maar we kunnen het niet bevatten omdat we nog niets hebben om het mee te bevatten. Er is alleen het volledig ontwikkelde sympathische zenuwstelsel, dat de basisfuncties van ons lichaam regelt, dat kan reageren.
Dat verandert snel door voeding en opvoeding. Er worden kannen en kruiken aangereikt en aangemaakt om alles wat we waarnemen te kunnen bevatten. Door deze begrenzingen zijn we in staat te bevatten en waarnemingen te ordenen, eerst en vooral van wat ons direct omgeeft. Maar de algehele eerste totaalindruk gaat verloren. Enerzijds dus door de opvoeding, maar gaandeweg ook door frustratie. Het leven bedriegt ons. Ons vertrouwen wordt  beschaamd, onze liefde gekwetst, onze vanzelfsprekende zekerheid onderuitgehaald.
Ons vermogen om ‘eerste indrukken’ op te vangen, wordt ingekapseld. Deze indrukken worden opgegeten door een
pad of een draak van latente stress die zich in ons vormt en die zich nestelt in ons lichaam en onze ingewanden. Wat eerst een bron van inspiratie en creativiteit was, is nu tot intimidatie geworden die ons eigen initiatief afblokt en ons overlevert aan en tot slaaf maakt van invloeden buiten ons. Er worden als het ware brandmerken aangebracht op onze centra van sensitiviteit, verzegelingen die haast niet te verbreken zijn. Er is één bron van creativiteit die blijft functioneren: in de seksuele organen blijft onze creativiteit materieel tevoorschijn komen, onze fysieke voortplanting blijft verzekerd.
Dat eerste moment, die eerste indruk is er een van ‘er zijn’. Zijn in zijn totaliteit, als monade, als spiegel van het universum. Het is een ervaring tot in het diepste niveau. Daarom moet de spirituele transformatie beginnen bij deze primaire vitale ervaring. Deze zit in ons als een eerste indruk, verzegeld en opgesloten door opvoeding, conditionering en traumatische ervaringen. De zegels van de wereld om ons heen zijn verzinnebeeld in de planeten en dus ook in de verschillende metalen. Zegels worden aangebracht doordat we geïmponeerd worden door bepaalde machten en krachten, zodat we het eigen initiatief kwijtraken en niet meer in staat zijn onze eigen eerste indrukken te vormen. Het zijn belemmeringen die ons beletten direct het licht van de bron te zien, we staan altijd in hun schaduw. Onze ‘bron des levens’ zit opgesloten achter deze zegels en het ‘levenswater’ wordt door bepaalde kanalen van beperkingen
geleid en geëxploiteerd door machten die onze vitaliteit knechten en voor eigen gewin gebruiken. Om de bron weer vrij te maken, moeten we deze zegels verbreken. Dit is een bijna onmogelijke zaak. Er zijn zeer bijzondere omstandig heden nodig om dit te doen. We moeten de aard van elk zegel doorgronden en de intimidatie ervan en het geïmponeerd zijn erdoor, opheffen. Pas dan komt de energie vrij die men de prima materia noemt en die men kan ver edelen tot een ‘totaalinzicht’. Zich op deze wijze bevrijden, is altijd subversief omdat ze ingaat tegen de algemeen geldende ‘wet van de wereld’ en de gewone gang van zaken voor zover die ons gevangen houdt. Het is noodzakelijk zo diep te gaan. Anders bevrijdt men zich misschien van bepaalde zegels maar blijft men vastzitten aan andere, die ons blijven exploiteren. De ‘eerste indruk van de geboorte’ is een metafoor die iedereen wel ergens kan plaatsen. In feite zijn de condities van dat moment er altijd en in het hier. En het nu. Het is mogelijk om in het ‘hier en nu’ verlicht te worden. Nu is Hier. Op dit moment! Op deze plaats! Op aarde en in mijn leven. Eeuwigheid is het ‘nu’ van de kosmos. Die twee vallen samen, zijn een en hetzelfde. Tussen ‘nu’ en ‘eeuwigheid’ zit ikzelf met mijn belemmeringen die ik kan transformeren tot mogelijkheden, vermogens, kwaliteiten van waarneming en openheid en intelligentie. Hier komt het vormen en ontwikkelen van de verschillende subtiele lichamen aan bod. Daar is een bepaald soort innerlijk werk voor nodig. Hier begint de alchemistische werkzaamheid. Naarmate het werk vordert, ontstaan nieuwe mogelijkheden tot aanvoelen, waarnemen en begrijpen. Er vormt zich een taal om dit allemaal vast te kunnen leggen
en te kunnen duiden. 


 de Draak

Verrotting

De wijze zegt thans dat er in het woud een wild beest is,
helemaal omgeven door een zwarte kleur.
Als iemand het de kop afhakt,
dan werpt het alle zwartheid van zich af,
en neemt de meest schitterende witte kleur aan.
Gij wilt het ware begrip daarvan hebben.


De zwartheid wordt genoemd de kop van de raaf.
Van zodra deze zal verdwenen zijn,
zal terstond de witte kleur verschijnen


Met recht wordt het dan een ding genoemd dat een
kop ontbeert.
Als de zwarte wolk zal verdwenen zijn, geloof mij,
verheugen de Filosofen zich in hun ziel over deze gift.


Zij verbergen haar met de grootste zorg,
opdat geen enkele dwaas het zou weten.
Aan hun zonen hebben ze nochtans, uit zielegrootheid,
er iets van ontsluierd in geschriften,
wat voor hen zeker een gave Gods is.


Door zo te handelen bereiken zij deze gave
en zo kan geen een deze zaak vernemen,
indien God wil dat zij voor hem verborgen blijft.


Wanneer de prima materia wordt blootgelegd en aangeraakt, komt ook de draak tevoorschijn die deze bewaakt. Het stadium van de putrefactio, of de verrotting. Men moet de draak de kop afhakken terwijl hij slaapt, maar toch moet hij voldoende wakker zijn, want de steen wordt alleen edel als een beetje van de ziel van de draak erin blijft zitten, en dat is ‘de haat van het monster terwijl het zichzelf voelt sterven’. Een overweldigende en onwaarschijnlijke hoeveelheid stress en spanning, de geschiedenis van een leven lang verdringen en wegduwen, komt tevoorschijn en overspoelt het bewustzijn van de adept. Het zwarte stadium is aangebroken. De pad die onze ‘eerste indrukken’ opvrat, nog voor we ons er bewust van werden, spuwt nu de vier elementen uit waarmee de alchemist kan werken. Massa’s indrukken, beelden, herinneringen, verbanden, inzichten, verdringen zich in het bewustzijn. Het kwikzilver, de mercur, is nog zeer chaotisch en instabiel en moet bedwongen en geordend worden. 


 Eenhoorn en hert

In het lichaam - het woud - zijn
de ziel (hert) en de geest (eenhoorn)

De wijzen zeggen met nadruk dat er zich twee dieren
schuilhouden in dit woud; het ene is een lofzang
waardig, mooi en lenig: een groot en stevig hert...
in het andere laat de wijze een eenhoorn zien.
De twee zijn volkomen verborgen in het woud.


Maar gelukkig zal de man heten die ze zal grijpen en
vangen in een net.
De meesters hebben ons in duidelijke woorden
te kennen gegeven dat hier en op alle plaatsen
deze twee dieren ronddwalen in de wouden.
(Begrijp nochtans dat het woud een enkel ding is.)
Wanneer wij dit grondig onderzoeken,
zal het woud de naam van lichaam krijgen.


Men zal ook met zekerheid en naar waarheid ontdekken
dat de eenhoorn de geest is.
Het hert verlangt geen andere naam dan ziel
een naam die niemand hem zal afnemen.
Nu is het passend dat, wie meester genoemd wil wor-
den, hen in het bos voert, en hen samenbrengt,
opdat zij verenigd blijven.
Aan hem zullen we terecht toewijzen dat hij het gouden
vlies heeft bereikt en dat hij zo in alle zaken zegeviert.
Meer nog, hij zal de grote Augustus zelf bevelen.


We zijn nu niet meer in de zee, het element water. Het lichaam is nu een woud op het land, dit is het element aarde. Het hert, gewijd aan de godin Diana, de maan, is de ziel, de vluchtige Mercurius, de overrompeling van inzichten, herin
neringen, enzovoort. Het wijdvertakte gewei verzinnebeeldt het openstaan en naar buiten gericht zijn van de aandacht en de mentale gewaarwording. Als daar niets vasts tegenover staat, verdwijnen al die inzichten als bij een roes, die overweldigt en daarna vergeten wordt. Er is een vaste kern van aandacht, van vasthoudende concentratie nodig, waaromheen begrip en inzicht zich ordenen en kunnen neerslaan. Dit principe wordt verzinnebeeld in de eenhoorn.Zijn hoorn is de puntgerichte concentratie waaromheen de chaos geordend wordt en tot rust komt. Het hert wordt door de jagers opgejaagd en vlucht weg: het is het vluchtige principe, het mercur. De eenhoorn wordt gevangen door hem te lokken met een reine maagd. Als de eenhoorn de zuiverheid van de maagd gewaarwordt, legt hij zijn hoorn in haar schoot en valt in slaap. Zo kunnen de jagers hem vangen. De eenhoorn is centripetaal, is de zwavel, het vaste principe. Hert en eenhoorn vormen samen het kwikzilver in zijn eerste, nog vluchtige stadium van het zien, van inzicht. 


 Twee leeuwen

Het is het hoogste wonder om
uit twee leeuwen er één te maken

Getrouw leren de wijzen
dat er twee krachtige leeuwen rondwandelen,
de ene mannelijk, de andere vrouwelijk,
in een duistere en afschrikwekkende vallei.


Dat zij zich verbergen,
en dat het tot de kunst behoort hen te vangen,
met hun afschrikwekkende en gruwelijke aanblik en
uitzicht,
snel, onbeteugeld en bloeddorstig als ze zijn.


Hij die door zijn wijsheid en sluwheid
hen in een valstrik zou kunnen lokken,
hen leiden en hen onderwerpen,
en hen zou kunnen doen binnentreden in hetzelfde
woud,
deze zal terecht verdienen dat men aan hem toeschrijft,


dat hij de kroon en de glorie heeft bereikt, lang voor de
anderen,
en zelfs dat hij glorie heeft ontrukt aan de geleerden van
deze tijd.


Het effect van het loskomen van de prima materia zet zich verder in het gemoedsleven. We zien twee leeuwen afgebeeld in een woud. De mannelijke leeuw is de rode leeuw, de zwavel; de leeuwin is de groene leeuw, het mercur. De leeuw is het symbool van de waakzaamheid, als poortwachter, maar als de koning der dieren ook van een nietsontziende oprechtheid. Op dit niveau wordt het gevoelsleven ontdaan van alle valse emoties die het heeft overgenomen van de invloeden van de omringende wereld. Het hele gevoelsleven, met alle emotie, is opgelost en als dood. Dat wat echt is en van onszelf zal regenereren en opnieuw ontkiemen. Het oude gevoelsleven, dat een vat vol tegenstrijdige emoties was, is nu een ‘gemoed’ geworden, een verstilde ruimte waar echt ‘gevoeld’ kan worden. Emoties sluiten ons af; echt gevoel opent zich en is een bron van waarneming van kwaliteiten, kennis en fijne nuanceringen. Het gemoed is nu in staat in alle oprechtheid de inzichten en ingevingen te beoordelen uit het stadium van hert en eenhoorn. Het gemoed is nu ook een geweten.


 Honden

Mortificatie, salificatie en imbibitie van het
lichaam verenigd met de ziel en de geest

Alexander schrijft uit Perzië
dat er een wolf en een hond in deze klei zijn gevormd.
Nochtans wordt ons door de wijze toegelicht,
dat zowel de ene als de andere één enkele oorsprong
hebben.


De wolf komt wel zeker uit het Oosten,
en de hond heeft zijn afkomst in het Westen.
Ze zijn vol van haat,
dol, woedend, en volkomen buiten zichzelf.


De ene berooft de andere van het leven,
en er ontstaat uit hen een zeer groot vergif.


Maar als zij dan opnieuw tot leven komen,
dan leveren zij in waarheid uit zichzelf
het opperste medicijn en de meest edele Theriak


die men ooit op aarde zal hebben,
die met deze kracht de wetenden van deze tijd ver-
sterkt,
die ere zal brengen aan God en hem prijzen.


Mortificatie (doodmaken), salificatie (witmaken) en imbibitie (doordringen) van het lichaam verenigd met de ziel en de geest Maar de inwerking van de prima materia gaat nog dieper en verder. De hond en de wolf vertegenwoordigen het niveau van het instinct en de wil. De hond was ooit een wolf. Maar in de loop der tijd is hij gedomesticeerd en heeft hij zich aangepast aan de mens, zijn leefwereld en zijn cultuur. Hij is de bewaker geworden van have en goed van zijn meester. Om zijn trouw wordt hij geprezen, om zijn slaafsheid wordt hij veracht. De wolf is daarentegen de nietsontziende, instinctieve oernatuur van de mens, die alles vreet, zelfs aarde, als hij honger heeft.
Wolf en hond zijn soms hevig met elkaar in conflict en bevechten elkaar dan op leven en dood. Soms moet een mens verscheurende keuzes maken, ook als die ingaan tegen de gevestigde waarden en opvattingen van zijn omgeving. Om te kiezen voor zijn oorspronkelijke natuur is soms een nietsontziende moed nodig.
De wolf, die komt uit het oosten waar de zon opgaat, is de zwavel, de hond is de mercur, gewijd aan de maan. De wolf is in de traditie van het Siberische sjamanisme de bewaker van de mensensoort en heeft zich vrijwillig gedomesticeerd om die taak te kunnen vervullen.


 Draak bijt in zijn staart

Mercurius chemisch gesublimeerd

Een schrikaanjagende Draak bewoont het woud,
giftig tot aan de hoogste graad, het ontbreekt hem
aan niets.

Als hij de stralen van de Zon ziet en het schitterende
vuur, verspreidt hij zijn gif, en zijn vlucht is zo
buitengewoon dat geen enkel ander dier in leven blijft
voor hem, zodat zelfs de basilisk zelf hem niet kan
evenaren

Hij die zal geleerd hebben om hem met kennis te
doden zal ontsnappen aan alle gevaren.

Al zijn aders en zijn kleuren zijn
vermeerderd in zijn dood, er wordt uit
zijn gif een hoogste medicijn.


Plots verteert hij zijn gif, want hij
verslindt zijn eigen giftige staart en
vandaar vloeit er een kostbare balsem
uit hem.

Alle wijzen zullen tenslotte zijn
krachten bevestigen en zich over deze
in verbazing verheugen.


De drie afbeeldingen van dieren in het woud vertegenwoordigen het element aarde. Het woud is het lichaam, met daarin telkens de geest en de ziel. De dieren vormen samen de inwerkende zuivering van de prima materia op drie ‘centra’, drie manieren waarop het kwikzilver zich manifesteert: in het denken (hert en eenhoorn), het voelen (rode en groene leeuw), het willen (wolf en hond).
Samen vormen deze drie centra ook een ‘kwikzilver’. Het ontvangende mercur is het intelligente denken; het ordenende midden is de zwavel van het gemoed. Het besluit wordt vastgelegd in het instincten wilscentrum, het zout. De drie centra vormen samen een autonoom kwikzilver: een mens die een innerlijke ruimte heeft opgebouwd, die een innerlijke werkplaats of een tempel in zichzelf heeft opgericht die autonoom kan functioneren, los van de beïnvloedingen van de wereld om hem heen. In deze werkplaats van innerlijk leven is het mogelijk de zegels te verbreken die door de archonten op de ziel zijn aangebracht. 

Mercurius op de juiste wijze chemisch neergeslagen of gesublimeerd
De ourobouros geeft aan dat een cyclus is afgerond. Een proces dat wellicht verscheidene keren, maar telkens op een andere manier, moet worden herhaald. Een cyclus die zich afspeelt tussen de vuurspuwende draak en de ourobouros. In de gnostiek was de ourobouros de wereldslang, de ‘leviathan’ die de materiële wereld, dat wil zeggen de sferen van de zeven gekende planeten van ons zonnestelsel, omsloot. Deze vormen samen de wereld van de materie. Daarbuiten is de kring van de twaalf tekens van de dierenriem, waarin ook het aards paradijs uit Genesis is gesitueerd, met daarin de boom des levens.
Volgens bepaalde overleveringen uit de gnostiek is de mens samengesteld door de archonten van de zeven planeten. Zij maakten een mens, een soort golem, uit klei en stof. Deze beheerders van de lagere materiële wereld konden echter geen Leven scheppen. Zij moesten de ‘ware schepper’, de agatodaimon, met een list ertoe verleiden om een sprankel leven te laten indalen in de door hen gemaakte golem. Daardoor kwam de mens tot leven, echter gedomineerd door de eigenschappen die de archonten hem hadden toegekend. Het is de taak van de adept om in zichzelf het onderscheid te leren zien tussen de sprankel echt leven en de materiële kluisters waarin hij door de archonten gevangen wordt gehouden. Deze gedachten stammen nog uit het oude Egypte en de dodenrituelen, waarin de ziel van de overledene de aardse sferen ontsteeg door de sferen te doorkruisen van de archonten die de poorten naar de ‘hemel’ bewaakten. Aan elke poort moest verantwoording worden afgelegd. Men moest de naam van de poortwachter kennen, weten waar die voor stond, en zich distantiëren van de negatieve eigenschappen van die sfeer, het zegel aldus verbrekend. 


En zo begeeft zich de mens dan omhoog door het samenstel der sferen:

  • Aan de eerste sfeer geeft hij zijn vermogen tot groei en vermindering,
  • Aan de tweede het instrument van het slechte, de nu effectloze heftigheid,
  • Aan de derde het onmachtig geworden bedrog van de begeerte,
  • Aan de vierde het uiterlijk vertoon van de heerschappij,
  • Aan de vijfde de goddelijke overmoed van de onbezonnen doldriestheid,
  • Aan de zesde de boze aandriften van de rijkdom, die nu geen invloed meer heeft,
  • Aan de zevende sfeer de leugen die valstrikken spant.
  • En dan komt de mens, ontdaan van astrale invloeden,
    In de achtste sfeer, slechts in het bezit van zijn eigenlijke zelf,
    En samen met de geestelijke wezens bezingt hij de vader.

    Het Thomasevangelie van G. Quispel p.182, Corpus Hermeticum 1,25-26)

De reis van de ziel na de dood door de planeetsferen is in de alchemie tot een innerlijke reis geworden voor een ziel tijdens dit leven, om zich te bevrijden van de zeven planeetzegels.
De ourobouros vertegenwoordigt dus de grens tussen de wereld van de gebondenheid aan de materie, en de wereld daarboven, de kring van de dierenriem en de plaats van het paradijs.


 Vogels en slak

Men spreekt over twee vogels in het woud

In het woud vindt men een nest
waarin Hermes zijn kinderen heeft.
De ene spant zich voortdurend in om te vliegen,
de andere is er tevreden mee om in het nest te blijven,
en verlaat het nest niet.


De laagste weerhoudt de hoogste op zo’n manier
dat ze allebei gedwongen zijn om in het nest te blijven,
zoals een man thuis met zijn echtgenote,
nauw met elkaar verbonden door het huwelijk.


Daarover verheugen we ons te allen tijde
omdat we de vrouwelijke adelaar zullen
tegengehouden hebben.


Laten we daarom tot God de Vader bidden,
dat dit op een gelukkige wijze tot stand moge komen.


In de eerste afbeelding van het element lucht staat een boom met een nest. Het is de boom der filosofen, de alchemistische versie van de boom de levens in het paradijs. In het nest zijn twee vogels: één die kan vliegen en opstijgen om inspiratie te halen in de hogere werelden, de andere vogel blijft met geknotte vleugels in het nest. Hij zorgt ervoor dat de eerste weer naar het nest terugkeert. De vliegende vogel is het Mercur, de zittende de Zwavel. Samen produceren zij het ‘filosofische ei’ waaruit de ‘Filius Philosophorum’, de jonge Hermes, de nieuwe innerlijke mens, geboren wordt.
Het element lucht opent een subtiele sfeer in het mentale, intelligente gebied. Deze sfeer moet verkend en opengemaakt worden vooraleer er verder in gewerkt kan worden. Om in die sfeer te kunnen binnengaan moet men als het ware zijn lichaam achterlaten, zoals men zijn schoenen aan de deur laat staan als men een sacrale ruimte binnentreedt. Wat in deze ruimte plaatsgrijpt is zeer tastbaar voor de gezuiverde geest en het heldere bewustzijn en van een zeer grote intensiteit. Zaken die in de gewone wereld enkel maar abstract kunnen zijn worden hier zeer tastbaar, direct en doorleefd. Het is een sfeer van woordeloze intelligentie. Hier wordt de taal van de vogels geleerd. De slak onderaan de boom geeft de verhouding weer: het materiële niveau is als een slak die traag voortkruipt over de aarde.


vechtende vogels

Er zijn twee nobele en kostbare vogels

Men vindt in Indië een zeer aangenaam woud
waarin twee vogels verenigd zijn,
de ene heeft een witte kleur, de andere is rood.
Ze doden elkaar... de ene verteert de andere.
Allebei worden ze nochtans veranderd in witte duiven.
Uit de nieuwe duif wordt een Fenix geboren,
die de zwartheid, de stank en de dood heeft afgestoten,
opdat hij zo een nieuw leven kan hernemen.


In deze afbeelding zien we twee vechtende vogels: de rode vogel plaatst zich boven de witte. Hier eindigt het werk aan de witte steen en gaat het over in het grote werk aan de rode steen. In de tekst veranderen deze vogels eerst in twee witte duiven en daarna in de Fenix. De witte duiven staan voor zuiverheid, spiritualiteit, lichtheid en onschuld. Duiven hebben geen gal en dragen dus ook niet de melancholie (zwarte gal) mee, die de ziel aan de aarde bindt. De duiven zijn bij uitstek de symbolische bewoners van het element lucht. De Fenix vormt de connectie en de overgang tussen lucht en vuur. Volgens Lactantius woont de Fenix in een oord zonder ziekte, dood of enig ander gebrek. Het is er altijd groen en de bron des levens vloeit er rijkelijk. Met zeer welluidende melodieën bezingt de Fenix vanuit de hoogste boom twaalf keer per dag de heerlijkheid van de Schepper en van de Zon. Na een periode van duizend jaar voelt de Fenix dat zijn tijd gekomen is om te sterven en om zich te vernieuwen. Hij verlaat het Paradijs en vliegt naar de aarde, naar een land dat naar hem Fenicië werd genoemd en dat in het huidige Syrië ligt. Daar bouwt hij zich in de hoogste palm een nest van aromatische kruiden en zet zich in dat nest om er te sterven. Dit proces is van zulk een intensiteit dat hij in zelfontbranding ontsteekt en zichzelf helemaal verteert. Er blijft enkel een soort witte worm, een rups over, die na drie dagen ontpopt in een nieuwe Fenix. Deze stijgt weer op naar het Paradijs voor de volgende duizend jaar. De Fenix beweegt zich in het element lucht, maar ontwikkelt de intensiteit van het volgende element: het vuur. 


 De heer van het koninkrijk

De heer van de wouden heeft
bezit genomen van zijn koninkrijk

Verneem nu van een geweldige daad,
want ik wil je grote dingen leren!
Hoe de koning uitstijgt boven heel zijn volk;
en verneem wat de edele heer der wouden zegt:
‘Ik heb mijn vijanden overwonnen,
ik heb de giftige draak vertrapt,
ik ben een grote en glorierijke koning op aarde.


Niemand is groter dan ik,
onder alle levende wezens,
kind ofwel van een kunstenaar of van de natuur,
ik vermag alles wat de mens kan wensen;
ik geef macht en blijvende gezondheid,
ook goud, zilver, en edelstenen,
en het panacee voor grote en kleine ziekten.
Eerst was ik van onedele geboorte,

totdat ik op een hoge plaats werd gesteld.
Deze verheven top te bereiken
werd mij gegeven door God en de natuur.
Zo werd ik uit het laagste het hoogste,
en gesteld op deze glorierijke troon.
En vanwege mijn koninklijke soevereiniteit
noemt Hermes me wel de heer van de wouden. 


Het afronden van dit deel van het werk wordt gesymboliseerd door de Koning, de ‘Heer van de Wouden’, die bezit genomen heeft van zijn troon. Zijn voeten rusten op de draak, een vis dient hem tot armsteun, de trap naar zijn kubieke, kubusvormige troon bestaat uit zeven treden die de metalen vertegenwoordigen. Het proces is gegaan van het zwarte stadium naar het witte, over de zeven kleuren van de Pauwenstaart, de ‘Cauda Pavonis’. Deze stadia zijn genomen, het ‘Kleine Werk’ is volbracht, de kubieke witte steen is gevormd. De koning is de centrale figuur in het schema. Op gelijke hoogte bevinden zich de twee afbeeldingen met vogels die het element lucht vertegen woordigen.
Wat daarna volgt is het ‘Grote Werk’ aan de ‘Rode Steen’. Het kleine werk is het werk van een individu aan zichzelf, de
microkosmos. Het Grote Werk aan de Rode Steen is het werken aan een groter verband met de macrokosmos, of met de ‘hogere cosmoi’. Het ontstijgen aan het element aarde leidt tot het element lucht, voorgesteld door gevleugelde wezens in twee volgende afbeeldingen (11 en 12). 


 De vermeerdering

De Vermeerdering

Alle fabels vertellen ons dat de salamander uit het
vuur geboren wordt,
waarin hij zijn voedsel vindt en zijn leven heeft;
dit is hem gegeven door de natuur.


Hij woont echter in een diepe berg,
waarvoor talrijke vuren branden,
waarin de salamander zich wast.


Het eerste vuur is kleiner dan het tweede,
het derde is het grootste, het vierde is het hevigste.


De salamander doorloopt ze allemaal, en in hen wordt
hij gezuiverd.
Vandaar spoedt hij zich naar zijn hol.


Tijdens deze tocht wordt hij gevangen en met slagen
overladen, zodat hij sterft en het leven laat wegvloeien
met zijn bloed.
Welnu, in elk geval leidt dit voor hem tot iets goeds:
hij verkrijgt met zijn bloed het eeuwig leven
en kan in geen enkele dood meer ten onder gaan.

Zijn bloed is het kostbaarste medicijn op aarde.
Men vindt er geen die het evenaart, want zijn bloed
drijft elke ziekte uit – uit alle metalen, en uit de
lichamen van dieren en mensen.

De wijzen hebben er hun wetenschap
uit geput, en hebben daardoor de
hemelse gift bekomen
die men de Steen der Wijzen noemt,
waaraan de krachten van de hele
wereld onderworpen zijn.


De wijzen geven ons dit uit zuivere
welwillendheid,
opdat we ons hen voortdurend zouden
herinneren.


De intensiteit van het vuur werkt in op elke vezel, elk atoom, elk niveau van het lichaam. Het lichaam wordt ‘hernieuwd’, herschapen 

De hevige intensiteit van het vuur en zijn allesdoordringende kracht op alle niveaus en doorheen alle ‘voertuigen’ zien we afgebeeld op de volgende voorstelling: een alchemist roostert een salamander in een open vuur. In de tekst wordt beschreven dat de salamander meerdere vuren doorloopt van verschillende aard en intensiteit. Op het hoogste punt gekomen wordt hij doodgeslagen, in de alchemie het symbool voor het fixeren of het neerslaan van Mercurius in het Kwikzilver. De intensiteit van het vuur werkt in op elke vezel, elk atoom, elk niveau van het lichaam. Het lichaam wordt ‘hernieuwd’, herschapen, of zoals men het in het Rozenkruis zegt: getransfigureerd. Het enige waar men het mee zou kunnen vergelijken is met wat men in het oosten de kundalini noemt: het opstijgen van de energie uit de basischakra onderaan de ruggengraat, in de vorm van twee slangen die zich omhoog slingeren en elkaar kruisen bij elk van de grote psychische centra van het sympathische stelsel, om te eindigen in het centrum boven het hoofd.
Vanaf nu zijn op de afbeeldingen enkel nog menselijke figuren te zien, geen dieren meer. Een jonge koning, de ‘Filius Philosophorum’, is geflankeerd door de oude Koning van het Woud en door een gevleugelde ‘Mercurius Senex’. De oude Mercurius wil de jonge Hermes meenemen naar de ‘hoogste berg’ voor een ultieme initiatie. De Oude Koning die
‘van ganser harte’ houdt van zijn zoon wil hem niet laten gaan: “Want zonder u sterf ik”. De Zoon maakt zich los van de Vader, de Heer van de Wouden’, die nu opnieuw een passieve rol speelt, en kiest ervoor om de leidsman te volgen.


 de vader en de zoon

De Vader en de Zoon zijn verenigd
door de hand van de leidsman

De Vader, een grijsaard, afkomstig uit Israël,
heeft een enkele Zoon, van wie hij van ganser harte
houdt.


Aan hem wordt leed met leed opgelegd
want de leidsman zal verlangen
om de enige zoon naar alle plaatsen te leiden.


De leidsman heeft in deze woorden tot de zoon gericht:
‘Ik ben hierheen gekomen om u naar alle plaatsen te
leiden, op de hoogste top van de hoogste berg,
opdat gij alle wetenschappen van de wereld zoudt le-
ren; opdat gij de grootheid van de wereld en van de zee
zoudt onderzoeken, en opdat gij er een groot genoegen
aan zoudt beleven.


Want ik zal u naar het hoogste punt brengen,
en tot aan de poorten van de meest verheven hemelen.’


De Zoon gehoorzaamde de leidsman,
en klom samen met hem.


Hij aanschouwde de hemelse troon,
die van een onmetelijke luister was.
Nadat zij al die zaken gezien hadden
herinnerde hij zich zijn Vader en zuchtte.


Hij kreeg medelijden met zijn Vader om diens grote
smart.
Daarom besloot hij terug te keren in diens binnenste.
De wijzen geven ons dit uit zuivere welwillendheid,
opdat we ons hen voortdurend zouden herinneren.


In de kracht van het element vuur ontstaat een nieuwe ‘innerlijke mens’, een ‘zoon van de filosofen’ en er wordt een ander vuurwezen, een geestelijke leidsman zichtbaar. Deze leidt de ‘zoon der filosofen’ naar een initiatie in de ultieme ‘coniunctio oppositorum’, het allerhoogste inzicht. De Zoon (geest, zwavel) besluit om zijn Vader (lichaam, zout) te verlaten en met de leidsman (ziel, mercur) mee te gaan. Deze leidt hem op een hoge berg en laat hem de grootste wonderen zien.


Berg uit Indie

 Een andere berg uit Indië
verschijnt in de vaas 

 Hier zegt de Zoon tot de Leidsman:
‘Laat mij afdalen naar mijn Vader toe,
want hij kan zonder mij noch zijn, noch leven.
Hij smeekt mij en roept mij zonder ophouden.’


De Leidsman sprak tot de Zoon:
‘Ik laat u niet alleen terugkeren.
Ik heb u weggehaald van bij de boezem van uw Vader;
ik zal er u weer terugbrengen,
opdat hij zich opnieuw verheuge en opdat hij leve,
en aan hemzelf zullen we deze kracht geven.’


Ze stonden dus op zonder dralen,
en keerden terug naar het huis van de Vader.
Toen de Vader zijn naderende Zoon had gezien,
riep hij met luide stem en zei: (vlg bladzijde)


Deze nieuwe situatie is vergelijkbaar met de aanvang van de Poimandrès, het eerste boek van het Corpus Hermeticum, een verzameling laat-Griekse teksten die aan Hermes Trismegistos worden toegeschreven. Citaat:


Op een keer mediteerde ik over het zijnde. Mijn gedachten waren tot op een grote hoogte gestegen, terwijl de zinnen van mijn lichaam volkomen waren ingesluimerd, zoals gebeurt bij iemand die, na een zware maaltijd, of door lichamelijke vermoeidheid, door een diepe slaap wordt overvallen. En het kwam mij voor dat ik een geweldig wezen zag, van onbepaalde omvang, dat mij bij mijn naam noemde en tot mij sprak: “Wat wilt ge horen en zien, en wat zijt ge van plan te leren en te weten?” Ik antwoordde: “Wie zijt gij?” En hij sprak:” Ik ben Poimandrès, de mens-herder, het authentieke weten. Ik weet wat ge begeert en ik ben overal met u.” Ik antwoordde:” Ik wens over de wezenlijke dingen te worden onderricht, hun aard te begrijpen en God te kennen”. En hij zei:” Houdt in uw bewustzijn goed vast wat ge wilt weten en ik zal u onderrichten”. Gelijk met deze woorden veranderde hij van aanschijn en terstond, in een oogwenk, werd alles voor mij geopend. En ik zag een oneindig visioen ...’

Het citaat spreekt voor zichzelf. De vader-koning is het lichaam dat is ingeslapen, passief gemaakt. De zoon is Hermes, het schouwende en geconcentreerde denken, het bewustzijn dat mediteert op een thema, een ‘zaadgedachte’. En de leidsman is Poimandrès, die tegelijk een soort universele waker is over het menselijke bewustzijn  (mens-herder), én het authentieke weten, de bron van ware kennis die in ieder mens aanwezig heet te zijn en die ultieme inzichten openbaart aan het vragende bewustzijn.
Wat behelst het visioen? In de Poimandrès is het de schepping van de werelden van licht en duisternis. In Lambsprincks traktaat is het een ultieme ‘coniunctio oppositorum’, want van op de top van hun berg zien de zoon en de leidsman zowel de Zon als de Maan, het licht van de dag, samen met het duister van de nacht. Aan de zoon wordt de kosmische samenhang geopenbaard en begrijpelijk gemaakt, hoe alles met alles samen hangt, en hoe hijzelf daarin past, en dit op een zeer aanschouwelijke wijze.
Men kan nalezen in de Hermetische geschriften wat het visioen van Poimandrès behelsde. Die woorden zijn voor ons
niet van belang. Wat belangrijk is, is de toestand waarin de jonge Hermes zich bevindt; de mogelijkheid die hij heeft om zijn geest open te stellen en een ultiem inzicht of visioen te ontvangen.
Waar zal dit visioen over gaan? Ongetwijfeld over de microkosmos en de verbinding met de macrokosmos: 

‘Zo boven, zo beneden, om de wonderen van het ene te voltrekken’.
Het Nu is de Eeuwigheid. De intensiteit van het Nu is nu zo groot dat het zich uitbreidt tot en overgaat in Eeuwigheid. Uit dit ene ultieme moment van verlichting komt alle inspiratie voort. Met die inspiratie kunnen duizenden bibliotheken
gevuld worden. Maar echte waarde heeft het alleen voor hem die het ultieme moment meemaakt. 


 De Vader verzwelgt de zoon

De Vader verzwelgt de zoon

‘O Zoon, tijdens uw afwezigheid was ik als dood,
en was ik in groot levensgevaar gekomen.
Nu gij aanwezig zijt herleef ik,
want het is uw terugkeer die mij vreugde brengt.’


Toen de Zoon waarlijk
het huis van de vader was binnengetreden,
greep de Vader hem bij zijn handen,
en met buitenmatige vreugde verzwolg hij hem
door zijn eigen mond.


Vervolgens zweette de Vader buitenmatig.


De Vader roept de zoon weer tot zich. De intensiteit van het ultieme moment kan niet te lang duren, anders sterft het
fysieke lichaam. Het lichaam roept zijn ‘levensgeesten’ weer tot zich. De vader slokt zijn zoon helemaal op. Men ziet hier een vaak terugkerend thema: het buitenbeentje, dat een ongeoorloofde daad heeft verricht, wordt terug in de ‘schoot van het oude bestel’ opgeslokt en herboren in een gedaante die een vruchtbare en aanvaardbare synthese vormt. Men zou de oude koning ook kunnen opvatten als de oude traditie die uitgeleefd en onvruchtbaar is geworden. De zoon van de koning ontrukt zich aan de beknelling daarvan en gaat nieuwe ervaringen opdoen. Daarbij overtreedt hij strenge taboes. Daarna keert de ‘verloren zoon’ weer terug ‘in de schoot’ van zijn vader. Hij keert in de oude traditie terug, maar hernieuwt ze nu van binnenuit, zodat ze weer vruchtbaar wordt en verdergezet kan worden. Zo wordt een synthese bereikt. Want om een traditie verder te zetten moet men ze, paradoxaal genoeg, telkens weer injecteren en doen opleven vanuit een volkomen nieuwe invalshoek. Al het materiaal waarmee men zou kunnen werken zit immers in de ‘schoot’ van de traditie vervat. 


Vader in bed

 

De ware tinctuur van de wijzen

Hier zweet de Vader omwille van de Zoon.
Tezelfdertijd bidt hij vanuit het diepste van zijn hart
tot God, om opnieuw zijn Zoon uit zijn Lichaam te
leiden en hem zijn leven van weleer terug te geven.

God verhoorde de gebeden,
en beval de Vader om neer te liggen en te slapen.
terwijl de Vader sliep zond God uit de hemel een regen
die doorheen de schitterende sterren neerviel op de
gronden.

Deze regen was vruchtdragend en
zilverkleurig.
Hij doorweekte het Lichaam van de
Vader en maakte het zacht.

Ondersteun ons nu, o God,
opdat wij bereikt worden door uw
genade.


Hier zweet de Vader zeer hevig; uit hem vloeit de olie en de ware tinctuur van de wijzen
De terugkeer van de zoon in de vader, of van de geest in het lichaam, heeft een zeer ingrijpend effect op het lichaam. Als we de tocht van de zoon met de leidsman naar de top van de berg en het visioen van de ultieme ‘coniunctio oppositorum’ mogen zien als een initiatie in de ‘hoogste en tegelijk diepste geheimen die de natuur in zich draagt’, dan is het zweten van de Vader de neerslag en de inwerking van een geestelijke gebeurtenis op een lichaam.
Deze inwerking is allesdoordringend; het maakt het lichaam van de Vader zacht en verandert het helemaal in helder water (tinctuur). De tinctuur is het vermogen het resultaat van het werk naar willekeur en ‘tot in het oneindige te vermeerderen’. Het is het vermogen om op elk moment terug te kunnen keren naar de innerlijke toestand van ultieme inspiratie van de ‘coniunctio oppositorum’ op de top van de berg, en van daaruit het scheppende werk te doen dat nodig is.


 Vader en zoon een

Hier zijn de Vader en de Zoon voor eeuwig één

Hier is de Vader in zijn slaap,
volkomen veranderd in helder water,
en door de kracht van dit water
werd een groot goed verschaft.
Tezelfdertijd wordt een nieuwe Vader gemaakt,
sterk en mooi,
die ook een nieuwe Zoon maakt.


De Zoon blijft voor altijd in de Vader,
en de Vader in de Zoon:
Zo komt het dat zij in verschillende zaken
vele vruchten voortbrengen,
welke nooit ten onder gaan.
Geen enkele dood kan hen doen sterven,
zij zullen door Gods gratie altijd blijven bestaan,
en samen triomferen in een prachtig rijk.


De Vader en de Zoon zijn gezeten op één enkele troon.
In het midden zit de oude meester,
gekleed in een bloedkleurige mantel.


Uiteindelijk zitten de vader, de zoon en de leidsman, dus het lichaam, de geest en de ziel samen als volkomen gelijkwaardige partners op de troon en besturen hun ‘rijk’, samen het symbool voor mercurius vormend: de Rode Steen is bereid. 

Overbodig te zeggen dat het grote werk niet kan plaatsvinden als het kleine werk niet eerst tot een goed einde is gebracht. Het kleine werk is het werk van de mens aan zichzelf. Het grote is werk op een grotere schaal dat de belangen en beperkte interesses van een enkeling te boven gaat. Het individu wordt ingeschakeld in een ruimer ‘net van inspiratie’, wat men misschien met de naam genialiteit aan zou kunnen duiden, De ‘Prima Materia’ waarover het al de hele tijd gaat, heeft te maken met het authentieke weten, de ‘nous’ in ons. Het zich instellen op ‘inspiratie’ is een proces dat geleerd kan worden. Men kan het echter nergens leren. Men moet het zichzelf leren. Door het ontwikkelen van een oeuvre of een levens werk moet de ‘levenskunstenaar’ in zichzelf de juiste kanalen openen en zich niet laten meeslepen door de lokstem van de roem. Want wie zich meet in grootheid met de muzen verandert in een krassende raaf 


 In onze diepste instinctieve lagen, daar waar het leven zich organisch ‘versmelt’ met de wereld rondom, wordt de Prima Materia gevonden (afb. 1 & 2). Dit is een krachtige stroom vitaliteit die zich, door de bijzondere bewerkingen die de alchemist uitvoert, omzet in ‘Kwikzilver’, een helder bewustzijn, die hem als een ‘straal’ vol inspiratie een inzicht geeft in de materie waaruit hijzelf en de wereld is samengesteld.
Dit principe van het openen van een centrum van ‘gewaar zijn’ en ‘helder bewustzijn wordt verscheidene malen herhaald. Het Kwikzilver wordt gesublimeerd in het mentale gebied (afb. 3) en slaat neer, reinigt en opent het gemoedsleven (afb. 4) en de aandriften (afb. 5). Daarmee is één deel van het werk rond (afb. 6). De lagere aard van de adept is gezuiverd en tegelijk heeft hij er inzicht in en beheersing over gekregen. Deze beheersing over zijn wils- gevoels- en verstandsleven heeft de alchemist nodig om de volgende stap te zetten: het ontwikkelen van een gevoeligheid en richtingsvermogen op het zuivere intuïtieve gebied, het luchtgebied. Ook hier verwijdt het Kwikzilver zich tot een zee van bewustzijn (afb. 7 & 8).
Als de hermetische filosoof ook dit vermogen beheerst, wordt hem de titel ‘Koning van het Woud’ toegekend door Hermes (afb. 9). Hij heeft dan een volkomen beheersing verkregen over zichzelf en de elementen water, aarde en lucht. Dit is het einde van het eerste deel: het ‘Kleine Werk’ is volbracht, de ‘Witte Steen’ is bereid.
Het ‘Grote Werk’ speelt zich af in het gebied van het vuur (afb 10). Vuur vernietigt de materie en om beheersing over het vuur te krijgen moet het lichaam, het materiële deel, tijdelijk passief gemaakt worden, ‘schijndood’ zelfs.
In de kracht van het element vuur ontstaat een nieuwe ‘innerlijke mens’, een ‘zoon van de filosofen’ en er wordt een ander vuurwezen, een geestelijke leidsman zichtbaar (afb.11). Deze leidt de ‘Zoon der Filosofen’ naar een initiatie in de ultieme ‘coniunctio oppositorum’, het allerhoogste inzicht (afb. 12). De zoon brengt dan weer zijn ervaringen over op het ‘lagere deel’, het lichaam (afb. 13), dat daardoor volkomen gereinigd en getransformeerd wordt (afb. 14).
Uiteindelijk zitten de Vader, de Zoon en de Leidsman, dus lichaam, ziel en geest, samen als volkomen gelijkwaardige partners op de troon (afb. 15) en besturen hun ‘rijk’, samen het symbool voor Mercurius vormend: de ‘Rode Steen’ is
bereid.

Uit Pentagram nr. 1 van 2017