Die Geschichte der Katharer
- Details
- Categorie: Ongecategoriseerd
- Hits: 1031
(1) Het Paliwoord iddhi [meervoud: iddhî] heeft dezelf-
de betekenis als het Sanskriet siddhi, en verwijst naar de
paranormale vermogens, de abnormale krachten in de
mens. Er zijn twee soorten siddhi’s. De ene groep omvat de
lagere, grove, psychische en mentale energieën; de andere
vereist de hoogste training van spirituele vermogens. In
Írîmad-Bhagavatam zegt Krishña: ‘De yogî die zich bezig-
houdt met de beoefening van yoga, die zijn zintuigen
beteugelt en zijn denken op mij (Krishña) heeft geconcen-
treerd, kan over alle siddhi’s beschikken.’
2) De ‘geluidloze stem’, of de ‘stem van de stilte’.
Letterlijk zou dit misschien de ‘stem in het spirituele geluid ’
moeten zijn, want het Sanskriet nåda is het equivalent van
de Senzar-term.
Dhårañå is de intense en volmaakte concentratie
van het denken op een of ander innerlijk onderwerp, waar-
bij alles wat tot het uiterlijke heelal of de wereld van de
zintuigen behoort, volkomen wordt losgelaten.
(4) De ‘grote meester’ is een uitdrukking die door
lanoes of chela’s wordt gebruikt om het ‘hoger zelf’ aan te
duiden. Ze betekent hetzelfde als Avalokiteßvara en ook als
Ådi-Boeddha bij de boeddhistische occultisten, als ÅTMAN
of het ‘zelf ’ (het hoger zelf ) bij de brahmanen, en CHRISTOS
bij de oude gnostici.
(5) Ziel wordt hier voor het menselijk ego of manas
gebruikt, voor dat wat in onze occulte zevenvoudige in-
deling de ‘menselijke ziel’ (zie De geheime leer) wordt
genoemd, in tegenstelling tot de spirituele ziel en de dier-
lijke ziel.
(6) Mahåmåyå, de ‘grote illusie’, het objectief waar-
neembare heelal.
(7) Sakkåyadi††hi, ‘misleiding’ van de persoonlijkheid.
(8) Attavåda, de ketterij van het geloof in de ziel, of
beter gezegd het geloof dat de ziel of het zelf gescheiden is
van het ene universele oneindige ZELF.
(9) Een tattvaj∫ånî is iemand die de beginselen in de
natuur en in de mens ‘kent’ of kan onderscheiden. Een
åtmaj∫ånî is iemand die ÅTMAN of het universele ENE ZELF
kent.
(10) Kalahansa, de ‘vogel’ of zwaan (zie noot 12). De
Nådabindu Upanishad (Rig-Veda) door de Theosophical
Society van Kumbakonam [in het Engels] vertaald, zegt:
‘De lettergreep A wordt als zijn rechtervleugel (van de
vogel, hansa), de U als zijn linker, de M als zijn staart, en de
ardhamåtrå (de helft van een korte lettergreep) als zijn
hoofd beschouwd.’
(11) Het woord eeuwigheid heeft in het Oosten een
heel andere betekenis dan bij ons. Het slaat gewoonlijk op
de 100 jaren of ‘eeuw’ van Brahmå, de duur van een mahå-
kalpa, of een tijdperk van 311.040.000.000.000 jaar.
(12) Dezelfde Nådabindu zegt: ‘Een yogî die de hansa
bestijgt (die aldus over Auμ contempleert), wordt niet
getroffen door karma of door tientallen miljoenen zonden.’
(13) Geef het leven van de fysieke persoonlijkheid op als
u in de geest wilt leven.
(14) De drie bewustzijnstoestanden, namelijk jågrat, de
waaktoestand; svapna, de droomtoestand; en sushupti, die
van de diepe slaap. Deze drie yogî-toestanden leiden tot de
vierde, of
(15) De turîya, die boven de droomloze toestand staaten alle andere overtreft; een staat van hoog spiritueel
bewustzijn.
16) Sommige oosterse mystici stellen zich zeven
gebieden van zijn voor, de zeven spirituele loka’s of werel-
den binnen het lichaam van Kalahansa, de zwaan buiten
tijd en ruimte, die kan veranderen in de zwaan binnen de
tijd, wanneer hij Brahmå in plaats van brahman (onzijdig)
wordt.
(17) De uiterlijke wereld van de zintuigen en van het
aardse bewustzijn – meer niet.
(18) Het astrale gebied, de paranormale wereld van
bovenzinnelijke waarnemingen en bedrieglijke taferelen – de
wereld van de mediums. Het is de grote ‘astrale slang’ van
Éliphas Lévi. Nooit werd een bloem die in die gebieden
werd geplukt hier op aarde gebracht zonder een om zijn sten-
gel gekronkelde slang. Het is de wereld van de grote illusie.
(19) Het gebied van volledig spiritueel bewustzijn.
Voor wie dat heeft bereikt bestaat geen gevaar meer.
(20) De ingewijde die de discipel door de aan hem
overgedragen kennis tot zijn spirituele, of tweede, geboorte
brengt wordt de Vader-goeroe of meester genoemd.
(21) Aj∫åna is onwetendheid of niet-wijsheid, het tegen-
overgestelde van ‘kennis’, j∫åna.
(22) Måra is in de exoterische religies een demon, een
asura, maar in de esoterische filosofie is hij de verpersoon-
lijkte verleiding die tot uitdrukking komt in menselijke
ondeugden, en de naam betekent letterlijk ‘dat wat’ de ziel
‘doodt’. Hij wordt voorgesteld als een koning (van de
Måra’s) met een kroon waarin een edelsteen met zo’n glans
schittert dat zij die ernaar kijken erdoor worden verblind.
Deze glans verwijst natuurlijk naar de aantrekkingskracht
die ondeugd op sommige mensen heeft.
(23) De binnenkamer van het hart wordt in het Sanskriet
brahmapura genoemd. De ‘vurige kracht’ is kuñ∂alinî.
(24) De ‘kracht’ en de ‘wereldmoeder’ zijn namen voor
kuñ∂alinî, een van de mystieke ‘yogî-krachten’. Ze is buddhi
opgevat als een actief in plaats van een passief beginsel (wat
ze gewoonlijk is wanneer ze alleen als voertuig of omhulsel
van de hoogste geest, ÅTMA, wordt beschouwd). Ze is een
elektrospirituele kracht, een scheppend vermogen dat,
wanneer ze eenmaal tot werkzaamheid is gebracht, even
gemakkelijk kan doden als scheppen.
‘Khechara’ of ‘hemelganger’ of ‘betreder’. Zoals wordt verklaard in de zesde adhyåya van die koning van
de mystieke werken, de Jñåneßvarî, wordt het lichaam van
de yogî als door de wind gevormd; als ‘een wolk waaruit zich
ledematen hebben gevormd’; waarna ‘hij (de yogî) de din-
gen die boven de zeeën en sterren zijn, aanschouwt; de taal
van de deva’s hoort en begrijpt, en waarneemt wat er in de
mier omgaat’.
(26) Vîñå is een Indiaas snaarinstrument dat op een luit
lijkt.
(27) De zes beginselen; het betekent: wanneer de
lagere persoonlijkheid is vernietigd en de innerlijke indivi-
dualiteit in het zevende of de geest is opgegaan en zich
daarin verliest.
(28) De discipel is één met Brahmå of ÅTMAN.
(29) De door het kåmische beginsel voortgebrachte as-
trale vorm, het kåmarûpa of begeertelichaam. Het maan-
lichaam verwijst naar het astrale of persoonlijke zelf.
(30) Månasarûpa. Het denklichaam verwijst naar de in-
dividualiteit of het reïncarnerend ego, van wie het bewust-
zijn op ons gebied, het lager manas, machteloos moet
worden gemaakt.
31) Op grond van haar spiraalsgewijze werking of
voortbeweging in het lichaam van de asceet die dit vermo-
gen in zich ontwikkelt, wordt kuñ∂alinî de ‘slangen’- of
ringvormige kracht genoemd. Ze is een elektrisch, vurig,
occult of fohatisch vermogen, de grote oerkracht, die aan
alle organische en anorganische stof ten grondslag ligt.
(32) Dit ‘pad’ wordt in alle mystieke werken genoemd.
Zoals Krishña in de Jñåneßvarî zegt: ‘Wanneer dit pad wordt
overdacht, drager van de boog, . . . of men zich nu naar de
bloem van het Oosten of naar de academies van het Westen
keert, bedenk dan dat het een pad is waarlangs men reist zonder
zich te bewegen. Naar welke plaats u op dit pad ook wilt gaan,
die plaats wordt uzelf.’ ‘U bent het pad’, wordt de adept-goe-
roe verteld, en deze herhaalt het aan de discipel na de inwij-
ding. ‘Ik ben de weg en het leven’, zegt een andere MEESTER.
(33) Adeptschap: de ‘bloem van een bodhisattva’.
(34) Tañhå: ‘de wil om te leven’, de angst voor de dood
en de gehechtheid aan het leven, de kracht of energie die
wedergeboorten veroorzaakt.
(35) Deze mystieke klanken of de melodie, door de
asceet bij het begin van zijn cyclus van meditatie gehoord,
worden door de yogî’s anåhata-ßabda genoemd.
(36) Dit betekent dat in het zesde stadium van ontwik-
keling, dat in het occulte stelsel dhårañå wordt genoemd,
ieder zintuig als een afzonderlijk vermogen op dit gebied
‘gedood’ (of machteloos gemaakt) moet worden om in het
zevende zintuig, het meest spirituele, op te gaan en ermee
één te worden.
(37) Dhårañå is de intense en volmaakte concentratie
van het denken op een of ander innerlijk onderwerp, waar-
bij alles wat tot het uiterlijke heelal of de wereld van de
zintuigen behoort, volkomen wordt losgelaten.
(38) Elk stadium van ontwikkeling in råjayoga wordt
symbolisch door een meetkundige figuur voorgesteld. Van
het stadium dat aan dhårañå voorafgaat is het de heilige
driehoek. De driehoek is het teken van de hoge chela’s, terwijl een
ander soort driehoek dat van de hoge ingewijden is. Het is
het symbool | , waarvan de Boeddha sprak, en dat door
hem als symbool voor de belichaamde vorm van Tathågata
werd gebruikt, wanneer deze de drie methoden van praj∫å
niet meer hoeft te volgen. Zodra de leerling de voorberei-
dende en lagere stadia heeft doorlopen, ziet hij niet meer
de driehoek , maar de __, de verkorting van de __, het volledige
zevental. De ware vorm ervan wordt hier niet gegeven, omdat het
bijna zeker is dat bedriegers zich ervan meester zouden maken en
– deze zouden ontheiligen door deze voor misleiding te
gebruiken.
(39) De ster die boven u schittert, is ‘de ster van inwijding’. Het kasteteken van de Íaiva’s, de aanhangers van
de sekte van Íiva, de grote beschermheer van alle yogî’s,
is een zwarte, ronde vlek, misschien nu het symbool van
de zon, maar vroeger, in het occultisme, van de ster van
inwijding.
(40) De basis (upådhi ) van de ‘VLAM’ die nooit kan wor-
den bereikt zolang de asceet nog in dit leven is.
(41) Dhyåna is het voorlaatste stadium op deze aarde, ten-
zij men ten volle een MAHÅTMA wordt. Zoals reeds gezegd
is de råjayogî zich in deze toestand nog spiritueel bewust
van het zelf en van de werking van zijn hogere beginselen.
Eén stap verder, en hij bevindt zich op het gebied boven het
zevende (of volgens sommige scholen het vierde). Na het
beoefenen van pratyåhåra – een voorbereidende training
om het denkvermogen en de gedachten te beheersen – noe-
men deze scholen nog dhårañå, dhyåna, en samådhi – en
vatten deze drie samen door de algemene term SA ̃YAMA.
(42) Samådhi is de toestand waarin de asceet het
bewustzijn van alle individualiteit, waaronder dat van hem-
zelf, verliest. Hij wordt – het AL.
(43) De ‘vier aspecten van waarheid’ zijn in het noor-
delijke boeddhisme: Ku, ‘lijden of ellende’; Tu, het vast stellen van alle verleidingen [oorzaken van het lijden]; Mu,
‘de vernietiging van al deze’, en Tao, het ‘pad’. De ‘vijf
belemmeringen’ zijn de kennis van het lijden, de waarheid
over de broze aard van het menselijk bestaan, deprimeren-
de beperkingen, en de absolute noodzaak zich van alle
banden van hartstocht en zelfs van begeerten los te maken.
Het ‘pad van verlossing’ – is de laatste.
(44) Bij de poort van ‘samenkomst’ staat de koning van
de Måra’s, de Mahåmåra, en probeert de kandidaat door
de glans van zijn ‘edelsteen’ te verblinden.
(45) Dit is het vierde ‘pad’ van de vijf paden van weder-
geboorte die alle mensen voeren naar toestanden van
vreugde en verdriet, en hen eeuwig daartussen heen en
weer laten slingeren. Deze ‘paden’ zijn slechts onder-
verdelingen van het ene, het pad dat door karma wordt
gevolgd.
(1) De twee scholen van Boeddha’s leer, de esoterische
en de exoterische, worden respectievelijk de leer van het
‘hart’ en van het ‘oog’ genoemd. Bodhidharma noemde die
in China – van waaruit de namen Tibet bereikten – de
Tsung-men (esoterische) en de Kiau-men (exoterische
school). Ze wordt zo genoemd omdat de leer van het ‘hart’
de leringen omvat die voortkwamen uit het hart van
Gautama Boeddha, terwijl de leer van het ‘oog’ het werk
was van zijn hoofd of verstand. De leer van het ‘hart’ wordt
ook ‘het zegel van de waarheid’ genoemd of ‘het zegel van
wat werkelijk is’, een symbool dat boven bijna alle esoteri-
sche geschriften wordt aangetroffen.
(2) De ‘boom van kennis’ is een titel die door de volge-
lingen van bodhidharma (wijsheid-religie) werd gegeven
aan hen die de hoogste mystieke kennis hebben bereikt –
de adepten. Någårjuna, de oprichter van de mådhyamika-
school werd de ‘drakenboom’ genoemd; waarbij de draak
een symbool is van wijsheid en kennis. De boom wordt
vereerd, omdat de Boeddha onder de bodhi- (wijsheid)boom werd geboren, de verlichting bereikte, voor het eerst
de menigte toesprak, en stierf.
(3) Het ‘verborgen hart’ is de esoterische leer.
(4) De ‘diamanten ziel’, ‘Vajrasattva’, is een titel van de
hoogste Boeddha, de ‘Heer van alle mysteriën’, Vajradhara
en Ådi-Boeddha genoemd.
(5) SAT, de ene eeuwige en absolute werkelijkheid en
waarheid; al het overige is illusie.
(6) Uit de leer van Shen-hsiu, die leert dat het menselijk
denken als een spiegel is die elk stofdeeltje aantrekt en
weerkaatst, en evenals die spiegel elke dag gecontroleerd
en afgestoft moet worden. Shen-hsiu was de zesde patriarch
van Noord-China, die de esoterische leer van Bodhi-
dharma onderwees.
(7) Het reïncarnerend EGO wordt door de noordelijke
boeddhisten de ‘ware mens’ genoemd, die verenigd met
zijn hoger zelf een boeddha wordt.
(8) ‘Boeddha’ betekent ‘verlicht’.
(9) Zie noot 1, Het exoterische boeddhisme van het volk:
(1) De twee scholen van Boeddha’s leer, de esoterische
en de exoterische, worden respectievelijk de leer van het
‘hart’ en van het ‘oog’ genoemd. Bodhidharma noemde die
in China – van waaruit de namen Tibet bereikten – de
Tsung-men (esoterische) en de Kiau-men (exoterische
school). Ze wordt zo genoemd omdat de leer van het ‘hart’
de leringen omvat die voortkwamen uit het hart van
Gautama Boeddha, terwijl de leer van het ‘oog’ het werk
was van zijn hoofd of verstand. De leer van het ‘hart’ wordt
ook ‘het zegel van de waarheid’ genoemd of ‘het zegel van
wat werkelijk is’, een symbool dat boven bijna alle esoteri-
sche geschriften wordt aangetroffen.
(10) De gebruikelijke aanhef van boeddhistische ge-
schriften met als betekenis dat hetgeen volgt naar de recht-
streekse mondelinge overlevering van Boeddha en de
arhats is opgetekend.
(11) Zo spreekt Rathapåla, de grote arhat, in de legen-
de Rathapåla Sûtrasanne zijn vader toe. Maar omdat dat
soort legenden allegorisch zijn (Rathapåla’s vader heeft bij-
voorbeeld een huis met zeven deuren), betreft het verwijt
alleen mensen die ze letterlijk nemen
(12) Het ‘hoger zelf ’, het ‘zevende’ beginsel.
(13) Onze fysieke lichamen worden in de mystieke
scholen ‘schaduwen’ genoemd.
(14) Een kluizenaar die, wanneer hij een yogî wordt,
zich in de wildernis terugtrekt en in een woud leeft.
(15) Julai, de Chinese term voor Tathågata, een titel die
aan elke boeddha wordt gegeven.
(16) Alle noordelijke en zuidelijke overleveringen zijn
het erover eens dat Boeddha zijn afzondering opgaf zodra
hij het raadsel van het leven had opgelost – namelijk toen
hij de innerlijke verlichting had ontvangen – en de mensheid in het openbaar ging onderrichten.
(17) Volgens de esoterische leer is elk spiritueel EGO
een straal van een ‘planeetgeest’.
(18) ‘Persoonlijkheden’ of fysieke lichamen, die ‘schadu-
wen’ worden genoemd, zijn voorbijgaand van aard.
(19) Met denkvermogen (manas), het denkbeginsel of EGO
in de mens, wordt naar ‘kennis’ zelf verwezen, want de
menselijke ego’s worden månasaputra’s, de zonen van het
(universele) denkvermogen, genoemd.
(20) Zie noot 34.
(34) De titel ‘boeddha van mededogen’ wordt door het volk met eenzelfde eerbied gegeven aan bodhisattva’s die, nadat ze de rang van arhat hebben verworven (dat wil zeggen het vierde of zevende pad tot het einde zijn gegaan), weigeren nirvåña in te gaan of ‘zich met het kleed van dharmakåya te tooien en naar de andere oever over te steken’, omdat het dan niet meer in hun macht zou liggen de mensen zelfs maar een klein beetje te helpen, voor zover karma dat toelaat. Ze blijven liever onzichtbaar (in de geest, om zo te zeggen) in de wereld om een bijdrage te leveren aan de verlossing van de mensen door hun aan te sporen de goede wet te volgen, dat wil zeggen hen naar het pad van rechtvaardigheid te leiden. In het exoterische noordelijke boeddhisme worden al zulke grote figuren als heiligen vereerd en zelfs gebeden tot hen gericht, zoals de Grieken en de katholieken die richten tot hun heiligen en schutspatronen; deze praktijken vinden in de esoterische leringen echter geen steun. De twee leringen verschillen enorm. De exoterische leek kent nauwelijks de werkelijke betekenis van het woord nirmåñakåya. Vandaar de verwarring en de gebrekkige verklaringen van de oriëntalisten. Schlagintweit bijvoorbeeld gelooft dat het nirmåñakåya-lichaam de fysieke vorm betekent, aangenomen door de boeddha’s wanneer ze op aarde incarneren – ‘de minst verhevene van hun aardse belemmeringen’ (zie Buddhism in Tibet) – en vervolgens geeft hij een volkomen onjuiste visie op het onderwerp. De ware lering is echter de volgende.
De drie lichamen, of vormen, van een boeddha zijn:
1. Nirmåñakåya.
2. Sambhogakåya.
3. Dharmakåya.
Het eerste is de etherische vorm die iemand zou aannemen als hij, na zijn fysieke lichaam te hebben verlaten, in zijn astrale lichaam zou verschijnen – en bovendien over alle kennis van een adept zou beschikken. De bodhisattva ontwikkelt dit lichaam in zich naargelang hij op het pad vordert. Als hij het doel heeft bereikt en de vrucht ervan heeft geweigerd, blijft hij op aarde als een adept, en na zijn sterven blijft hij, in plaats van nirvåña in te gaan, in dit glorierijke lichaam dat hij voor zichzelf heeft geweven, onzichtbaar voor de niet-ingewijde mensheid, om over haar te waken en haar te beschermen.
Sambhogakåya is hetzelfde, maar bovendien met de luister van de ‘drie volmaaktheden’, waarvan er één is dat aan aardse zaken in het geheel niet meer wordt gedacht.
Het dharmakåya is het lichaam van een volmaakte boeddha, dat wil zeggen het is helemaal geen lichaam maar een ideële adem: bewustzijn opgegaan in het universele bewustzijn, of ziel zonder enige eigenschap. Als een adept of boeddha eenmaal een dharmakåya is, verbreekt hij elke mogelijke betrekking met deze aarde en elke gedachte eraan. Om dus in staat te zijn de mensheid te blijven helpen ‘verzaakt’ een adept, die het recht op nirvåna heeft verworven, ‘het dharmakåya-lichaam’, zoals dat in mystieke taal wordt beschreven; behoudt van de sambhogakåya slechts de grote en volledige kennis en blijft in zijn nirmåñakåya-lichaam voortleven. De esoterische school leert dat Gautama Boeddha, evenals verschillende van zijn arhats, zo’n nirmåñakåya is. Er is niemand bekend die, op grond van grote zelfverzaking en opoffering voor de mensheid, hoger staat dan hij.
(21) Idem.
(34) De titel ‘boeddha van mededogen’ wordt door het volk met eenzelfde eerbied gegeven aan bodhisattva’s die, nadat ze de rang van arhat hebben verworven (dat wil zeggen het vierde of zevende pad tot het einde zijn gegaan), weigeren nirvåña in te gaan of ‘zich met het kleed van dharmakåya te tooien en naar de andere oever over te steken’, omdat het dan niet meer in hun macht zou liggen de mensen zelfs maar een klein beetje te helpen, voor zover karma dat toelaat. Ze blijven liever onzichtbaar (in de geest, om zo te zeggen) in de wereld om een bijdrage te leveren aan de verlossing van de mensen door hun aan te sporen de goede wet te volgen, dat wil zeggen hen naar het pad van rechtvaardigheid te leiden. In het exoterische noordelijke boeddhisme worden al zulke grote figuren als heiligen vereerd en zelfs gebeden tot hen gericht, zoals de Grieken en de katholieken die richten tot hun heiligen en schutspatronen; deze praktijken vinden in de esoterische leringen echter geen steun. De twee leringen verschillen enorm. De exoterische leek kent nauwelijks de werkelijke betekenis van het woord nirmåñakåya. Vandaar de verwarring en de gebrekkige verklaringen van de oriëntalisten. Schlagintweit bijvoorbeeld gelooft dat het nirmåñakåya-lichaam de fysieke vorm betekent, aangenomen door de boeddha’s wanneer ze op aarde incarneren – ‘de minst verhevene van hun aardse belemmeringen’ (zie Buddhism in Tibet) – en vervolgens geeft hij een volkomen onjuiste visie op het onderwerp. De ware lering is echter de volgende.
De drie lichamen, of vormen, van een boeddha zijn:
1. Nirmåñakåya.
2. Sambhogakåya.
3. Dharmakåya.
Het eerste is de etherische vorm die iemand zou aannemen als hij, na zijn fysieke lichaam te hebben verlaten, in zijn astrale lichaam zou verschijnen – en bovendien over alle kennis van een adept zou beschikken. De bodhisattva ontwikkelt dit lichaam in zich naargelang hij op het pad vordert. Als hij het doel heeft bereikt en de vrucht ervan heeft geweigerd, blijft hij op aarde als een adept, en na zijn sterven blijft hij, in plaats van nirvåña in te gaan, in dit glorierijke lichaam dat hij voor zichzelf heeft geweven, onzichtbaar voor de niet-ingewijde mensheid, om over haar te waken en haar te beschermen.
Sambhogakåya is hetzelfde, maar bovendien met de luister van de ‘drie volmaaktheden’, waarvan er één is dat aan aardse zaken in het geheel niet meer wordt gedacht.
Het dharmakåya is het lichaam van een volmaakte boeddha, dat wil zeggen het is helemaal geen lichaam maar een ideële adem: bewustzijn opgegaan in het universele bewustzijn, of ziel zonder enige eigenschap. Als een adept of boeddha eenmaal een dharmakåya is, verbreekt hij elke mogelijke betrekking met deze aarde en elke gedachte eraan. Om dus in staat te zijn de mensheid te blijven helpen ‘verzaakt’ een adept, die het recht op nirvåna heeft verworven, ‘het dharmakåya-lichaam’, zoals dat in mystieke taal wordt beschreven; behoudt van de sambhogakåya slechts de grote en volledige kennis en blijft in zijn nirmåñakåya-lichaam voortleven. De esoterische school leert dat Gautama Boeddha, evenals verschillende van zijn arhats, zo’n nirmåñakåya is. Er is niemand bekend die, op grond van grote zelfverzaking en opoffering voor de mensheid, hoger staat dan hij.
(22) Het ßåña-kleed ontleent zijn naam aan Íåñavåsa
van Råjagriha, de derde grote arhat of ‘patriarch’, zoals de
leden van de hiërarchie van de 33 arhats die het boed-
dhisme verspreidden, door de oriëntalisten worden ge-
noemd. ‘Íåña-kleed’ is beeldspraak voor het verwerven van
wijsheid waarmee het nirvåña van vernietiging (van de per-
soonlijkheid ) wordt betreden. Letterlijk, het ‘inwijdingskleed’
van de neofieten. Edkins zegt dat dit ‘van gras gemaakte
kleed’ tijdens de Tang-dynastie uit Tibet naar China werd
overgebracht. ‘Als een arhan wordt geboren zal men op een
reine plek deze plant zien groeien’, zegt de Chinese en ook
de Tibetaanse overlevering.
23) De ‘praktijk van het påramitå-pad’ betekent: een
yogî worden met als doel asceet te worden.
(24) ‘Morgen’ betekent in het volgende leven of in de
volgende incarnatie.
(25) De ‘grote reis’ of volledige cyclus van bestaans-
vormen in één ‘ronde’.
(26) Nyima, in de Tibetaanse astrologie de zon. Mig-
mar, of Mars, wordt gesymboliseerd door een ‘oog’ en
Lhagpa, of Mercurius, door een ‘hand’.
(27) Een srotåpanna, of ‘hij die de stroom ingaat’ op
weg naar nirvåña, kan zelden in één leven nirvåña berei-
ken, tenzij de omstandigheden heel bijzonder zijn. De alge-
mene opvatting is dat een chela die in een bepaald leven
het pad begint te beklimmen, pas in het zevende leven
daarna nirvåña bereikt.
(28) Hier wordt het lagere, persoonlijke ‘zelf ’ bedoeld.
(29) Tîrthika’s zijn brahmanen aan ‘de andere kant’ van de Himålaya die door de boeddhisten in het heilige land,
Tibet, ‘ongelovigen’ worden genoemd, en omgekeerd.
(30) Onbeperkte visie, of paranormaal, bovenmenselijk
waarnemingsvermogen. Aan een arhan wordt de macht
toegeschreven alles te ‘zien’ en te kennen zowel op afstand
als op de plaats waar hij zich bevindt.
(31) Íåña-plant, zie noot 22.
(22) Het ßåña-kleed ontleent zijn naam aan Íåñavåsa
van Råjagriha, de derde grote arhat of ‘patriarch’, zoals de
leden van de hiërarchie van de 33 arhats die het boed-
dhisme verspreidden, door de oriëntalisten worden ge-
noemd. ‘Íåña-kleed’ is beeldspraak voor het verwerven van
wijsheid waarmee het nirvåña van vernietiging (van de per-
soonlijkheid ) wordt betreden. Letterlijk, het ‘inwijdingskleed’
van de neofieten. Edkins zegt dat dit ‘van gras gemaakte
kleed’ tijdens de Tang-dynastie uit Tibet naar China werd
overgebracht. ‘Als een arhan wordt geboren zal men op een
reine plek deze plant zien groeien’, zegt de Chinese en ook
de Tibetaanse overlevering.
(32) Het ‘levende’ is het hogere, onsterfelijke ego, en
het ‘dode’ het lagere, persoonlijke ego.
(33) Zie noot 34,
(34) De titel ‘boeddha van mededogen’ wordt door het volk met eenzelfde eerbied gegeven aan bodhisattva’s die, nadat ze de rang van arhat hebben verworven (dat wil zeggen het vierde of zevende pad tot het einde zijn gegaan), weigeren nirvåña in te gaan of ‘zich met het kleed van dharmakåya te tooien en naar de andere oever over te steken’, omdat het dan niet meer in hun macht zou liggen de mensen zelfs maar een klein beetje te helpen, voor zover karma dat toelaat. Ze blijven liever onzichtbaar (in de geest, om zo te zeggen) in de wereld om een bijdrage te leveren aan de verlossing van de mensen door hun aan te sporen de goede wet te volgen, dat wil zeggen hen naar het pad van rechtvaardigheid te leiden. In het exoterische noordelijke boeddhisme worden al zulke grote figuren als heiligen vereerd en zelfs gebeden tot hen gericht, zoals de Grieken en de katholieken die richten tot hun heiligen en schutspatronen; deze praktijken vinden in de esoterische leringen echter geen steun. De twee leringen verschillen enorm. De exoterische leek kent nauwelijks de werkelijke betekenis van het woord nirmåñakåya. Vandaar de verwarring en de gebrekkige verklaringen van de oriëntalisten. Schlagintweit bijvoorbeeld gelooft dat het nirmåñakåya-lichaam de fysieke vorm betekent, aangenomen door de boeddha’s wanneer ze op aarde incarneren – ‘de minst verhevene van hun aardse belemmeringen’ (zie Buddhism in Tibet) – en vervolgens geeft hij een volkomen onjuiste visie op het onderwerp. De ware lering is echter de volgende.
De drie lichamen, of vormen, van een boeddha zijn:
1. Nirmåñakåya.
2. Sambhogakåya.
3. Dharmakåya.
Het eerste is de etherische vorm die iemand zou aannemen als hij, na zijn fysieke lichaam te hebben verlaten, in zijn astrale lichaam zou verschijnen – en bovendien over alle kennis van een adept zou beschikken. De bodhisattva ontwikkelt dit lichaam in zich naargelang hij op het pad vordert. Als hij het doel heeft bereikt en de vrucht ervan heeft geweigerd, blijft hij op aarde als een adept, en na zijn sterven blijft hij, in plaats van nirvåña in te gaan, in dit glorierijke lichaam dat hij voor zichzelf heeft geweven, onzichtbaar voor de niet-ingewijde mensheid, om over haar te waken en haar te beschermen.
Sambhogakåya is hetzelfde, maar bovendien met de luister van de ‘drie volmaaktheden’, waarvan er één is dat aan aardse zaken in het geheel niet meer wordt gedacht.
Het dharmakåya is het lichaam van een volmaakte boeddha, dat wil zeggen het is helemaal geen lichaam maar een ideële adem: bewustzijn opgegaan in het universele bewustzijn, of ziel zonder enige eigenschap. Als een adept of boeddha eenmaal een dharmakåya is, verbreekt hij elke mogelijke betrekking met deze aarde en elke gedachte eraan. Om dus in staat te zijn de mensheid te blijven helpen ‘verzaakt’ een adept, die het recht op nirvåna heeft verworven, ‘het dharmakåya-lichaam’, zoals dat in mystieke taal wordt beschreven; behoudt van de sambhogakåya slechts de grote en volledige kennis en blijft in zijn nirmåñakåya-lichaam voortleven. De esoterische school leert dat Gautama Boeddha, evenals verschillende van zijn arhats, zo’n nirmåñakåya is. Er is niemand bekend die, op grond van grote zelfverzaking en opoffering voor de mensheid, hoger staat dan hij.
(34) Het ‘verborgen leven’ is het leven als een nirmåña-
kåya.
(35) Het ‘open’ en het ‘verborgen pad’; het eerste wordt
de leek geleerd, het exoterische en het algemeen gevolgde
pad; het andere is het verborgen pad – waarvan de bete-
kenis tijdens de inwijding wordt verklaard.
(36) Mensen die esoterische waarheden en wijsheid
niet kennen worden ‘de levend-doden’ genoemd.
Zie noot 34,
(34) De titel ‘boeddha van mededogen’ wordt door het volk met eenzelfde eerbied gegeven aan bodhisattva’s die, nadat ze de rang van arhat hebben verworven (dat wil zeggen het vierde of zevende pad tot het einde zijn gegaan), weigeren nirvåña in te gaan of ‘zich met het kleed van dharmakåya te tooien en naar de andere oever over te steken’, omdat het dan niet meer in hun macht zou liggen de mensen zelfs maar een klein beetje te helpen, voor zover karma dat toelaat. Ze blijven liever onzichtbaar (in de geest, om zo te zeggen) in de wereld om een bijdrage te leveren aan de verlossing van de mensen door hun aan te sporen de goede wet te volgen, dat wil zeggen hen naar het pad van rechtvaardigheid te leiden. In het exoterische noordelijke boeddhisme worden al zulke grote figuren als heiligen vereerd en zelfs gebeden tot hen gericht, zoals de Grieken en de katholieken die richten tot hun heiligen en schutspatronen; deze praktijken vinden in de esoterische leringen echter geen steun. De twee leringen verschillen enorm. De exoterische leek kent nauwelijks de werkelijke betekenis van het woord nirmåñakåya. Vandaar de verwarring en de gebrekkige verklaringen van de oriëntalisten. Schlagintweit bijvoorbeeld gelooft dat het nirmåñakåya-lichaam de fysieke vorm betekent, aangenomen door de boeddha’s wanneer ze op aarde incarneren – ‘de minst verhevene van hun aardse belemmeringen’ (zie Buddhism in Tibet) – en vervolgens geeft hij een volkomen onjuiste visie op het onderwerp. De ware lering is echter de volgende.
De drie lichamen, of vormen, van een boeddha zijn:
1. Nirmåñakåya.
2. Sambhogakåya.
3. Dharmakåya.
Het eerste is de etherische vorm die iemand zou aannemen als hij, na zijn fysieke lichaam te hebben verlaten, in zijn astrale lichaam zou verschijnen – en bovendien over alle kennis van een adept zou beschikken. De bodhisattva ontwikkelt dit lichaam in zich naargelang hij op het pad vordert. Als hij het doel heeft bereikt en de vrucht ervan heeft geweigerd, blijft hij op aarde als een adept, en na zijn sterven blijft hij, in plaats van nirvåña in te gaan, in dit glorierijke lichaam dat hij voor zichzelf heeft geweven, onzichtbaar voor de niet-ingewijde mensheid, om over haar te waken en haar te beschermen.
Sambhogakåya is hetzelfde, maar bovendien met de luister van de ‘drie volmaaktheden’, waarvan er één is dat aan aardse zaken in het geheel niet meer wordt gedacht.
Het dharmakåya is het lichaam van een volmaakte boeddha, dat wil zeggen het is helemaal geen lichaam maar een ideële adem: bewustzijn opgegaan in het universele bewustzijn, of ziel zonder enige eigenschap. Als een adept of boeddha eenmaal een dharmakåya is, verbreekt hij elke mogelijke betrekking met deze aarde en elke gedachte eraan. Om dus in staat te zijn de mensheid te blijven helpen ‘verzaakt’ een adept, die het recht op nirvåna heeft verworven, ‘het dharmakåya-lichaam’, zoals dat in mystieke taal wordt beschreven; behoudt van de sambhogakåya slechts de grote en volledige kennis en blijft in zijn nirmåñakåya-lichaam voortleven. De esoterische school leert dat Gautama Boeddha, evenals verschillende van zijn arhats, zo’n nirmåñakåya is. Er is niemand bekend die, op grond van grote zelfverzaking en opoffering voor de mensheid, hoger staat dan hij.
(38) Pratyekaboeddha’s zijn die bodhisattva’s die naar
het dharmakåya-kleed streven en het na een reeks levens
vaak ook verwerven. Onverschillig voor de ellende van de
mensheid en haar geen hulp biedend, maar slechts op hun
eigen gelukzaligheid gericht, gaan ze nirvåña in en verdwij-
nen uit het gezicht en het hart van de mensen. In het noor-
delijke boeddhisme staat een ‘pratyekaboeddha’ gelijk met
een spiritueel zelfzuchtig persoon.
(1) Upådhyåya is een spiritueel leraar, een goeroe. De
noordelijke boeddhisten kiezen die meestal uit de ‘nar-
jols’, heiligen die, goed bekend met de gotrabhû-j∫åna en
j∫åna-darßana-ßuddhi, de geheime wijsheid onderwijzen.
(2) Yåna – voertuig: zo zijn mahåyåna het ‘grote voer-
tuig’ en hînayåna het ‘kleine voertuig’, namen voor twee
scholen van religieuze en filosofische kennis in het noorde-
lijke boeddhisme.
(3) Íråvaka – een toehoorder of leerling, die het reli-
gieuze onderricht bijwoont. Van de wortel ßru. Wanneer ze
van de theorie overgaan tot de praktijk ofwel het beoefe-
nen van de ascese, worden ze ßramaña’s, ‘beoefenaars’,
afgeleid van ßrama, handeling. Zoals Hardy aantoont,
komen deze twee termen respectievelijk overeen met de
Griekse woorden akoustikoi en askêtai.
(4) Samtan (Tibetaans), hetzelfde als het Sanskriet
dhyåna, of de toestand van meditatie; men onderscheidt
vier graden daarvan.
(5) Påramitå’s, de zes verheven deugden; voor de
priesters zijn er tien.
(6) Srotåpanna – (letterlijk) ‘hij die de stroom is inge-
gaan’ die naar de oceaan van nirvåña leidt. Deze naam
duidt het eerste pad aan. De naam van het tweede is het pad
van sakridågåmin, ‘hij die nog (maar) eenmaal geboren zal
worden’. Het derde wordt anågåmin genoemd, ‘hij die niet
weer zal reïncarneren’, tenzij hij dat wenst om de mensheid
te helpen. Het vierde pad staat bekend als dat van een rahat
of arhat. Het is het hoogste. Een arhat aanschouwt nirvåña
gedurende zijn leven. Voor hem is dit geen postmortale
toestand, maar samådhi waarin hij de volmaakte geluk-
zaligheid van nirvåña ervaart. Hoe weinig men wat betreft juistheid
van woorden en hun betekenis de oriëntalisten kan vertrouwen,
blijkt als men drie zogenaamde autoriteiten raadpleegt.
Zo worden de vier hierboven verklaarde termen door R. Spence Hardy
als volgt gegeven: 1. sowån, 2. sakradågåmi, 3. anågåmi, en 4. årya.
Door Eerw. J. Edkins worden ze gegeven als: 1. srotåpanna,
2. sagardagam, 3. anågånim, en 4. arhan.
Schlagintweit spelt ze weer anders, en ieder geeft boven-
dien een andere en nieuwe variant van de betekenis van de termen.
(7) Het ‘aankomen op de [andere] oever’ betekent bij de
noordelijke boeddhisten het bereiken van nirvåña door het
in praktijk brengen van de zes en tien påramitå’s (deugden).
(8) De ‘MEESTER-ZIEL’ is alaya, de universele ziel, of
åtman, waarvan ieder mens een straal in zich draagt en
waarmee hij zich zou kunnen vereenzelvigen en erin
opgaan.
(9) Anta ̇karaña is het lager manas, het pad van com-
municatie of contact tussen de persoonlijkheid en het hoger
manas of de menselijke ziel. Bij de dood wordt het als pad
of middel van communicatie vernietigd, en de overblijf-
selen ervan leven voort in de vorm van het kåmarûpa, de
‘schil’.
(10) De noordelijke boeddhisten en in feite alle
Chinezen beschouwen het diepe gebulder van sommige
grote en heilige rivieren als de grondtoon van de natuur.
Vandaar de vergelijking. Het is in zowel de natuurweten-
schappen als het occultisme een bekend feit dat de gelui-
den van de natuur als een geheel – zoals men die hoort in
het gebulder van grote rivieren, in het geruis teweeg-
gebracht door de wuivende boomtoppen in grote bossen,
of dat van een stad zoals men die op enige afstand waar-
neemt – één enkele, specifieke klank met een duidelijk her-
kenbare toonhoogte vormen. Natuurwetenschappers en
musici hebben dit aangetoond. Zo toont prof. I.L. Rice
(What is Music? ) aan dat de Chinezen duizenden jaren gele-
den dit feit al hebben erkend als ze zeggen dat ‘de wateren
van de Hoang-ho in het voorbijstromen de kung laten
horen’, in de Chinese muziek de ‘grote toon’ genoemd; en
hij laat zien dat deze toon overeenkomt met de F, ‘door
natuurwetenschappers als de werkelijke grondtoon van de
natuur beschouwd’. Ook prof. B. Silliman noemt dit feit in
zijn Principles of Physics en zegt dat ‘deze toon overeen zou
komen met de middelste F op de piano; en daarom als de
grondtoon van de natuur kan worden beschouwd’.
(11) De Böns, of dugpa’s, de sekte van de ‘Rood-
kappen’, zijn naar men zegt heel bedreven in tovenarij. Ze
bewonen westelijk en klein-Tibet, en ook Bhoetan. Ze zijn
allen tåntrika’s. Het is nogal absurd om te zien dat oriënta-
listen die de grensgebieden van Tibet hebben bezocht,
zoals Schlagintweit en anderen, de rituelen en weerzin-
wekkende gebruiken van deze sekte verwarren met de reli-
gieuze overtuigingen van de lama’s uit Oost-Tibet, de
‘Geelkappen’ en hun naljors, of heiligen. Het volgende is
een voorbeeld (zie noot 12).
(12) Dorje is het Sanskriet vajra, een wapen of instru-
ment in de handen van sommige goden (de Tibetaanse
dragshed, de deva’s die de mensen beschermen). Men
denkt dat deze hetzelfde occulte vermogen bezit om kwade
invloeden af te weren door de lucht te zuiveren, als ozon in
de scheikunde. Het is ook een mudrå, een gebaar en houding tijdens de meditatie. Het is kortom een symbool van
macht over onzichtbare kwade invloeden, hetzij als hou-
ding of als talisman. Maar de Böns, of dugpa’s, die zich dit
symbool hebben toegeëigend, misbruiken het voor doel-
einden van zwarte magie. Bij de ‘Geelkappen’, of gelug-
pa’s, is het een symbool van macht, evenals het kruis bij de
christenen, terwijl het helemaal niet méér ‘bijgeloof ’
inhoudt dan dat. Bij de dugpa’s is het, evenals de omgekeerde
dubbele driehoek, het teken van tovenarij.
(13) Viråga is het gevoel van volkomen onverschillig-
heid voor het objectieve heelal, voor genot en leed.
‘Afkeer’ geeft niet de juiste betekenis ervan weer, maar
komt er dichtbij.
(14) Ahaμkåra – het ‘ik’ of het gevoel van de persoon-
lijkheid, de ‘ik-ben-heid’.
(15) ‘Iemand die in de voetstappen van zijn voorgan-
gers treedt’ of ‘van hen die vóór hem kwamen’, is de wer-
kelijke betekenis van de naam Tathågata.
(16) De mahåyåna-school onderwijst het verschil tussen
twee waarheden – paramårthasatya en saμvritisatya (satya,
‘waarheid’). Van deze twee waarheden wijst saμvriti op het
bedrieglijke karakter of de leegte van alle dingen. Het is in
dit geval betrekkelijke waarheid. Dit vormt het twistpunt tus-
sen de mådhyamika’s en de yogåchåra’s. De eersten ont-
kennen en de anderen bevestigen dat elk voorwerp slechts
als gevolg van een vroegere oorzaak of aaneenschakeling
van oorzaken bestaat. De mådhyamika’s zijn de grote nihi-
listen en ontkenners, voor wie, in de wereld van het denken
en het subjectieve evenzeer als in het objectieve heelal, alles
parikalpita is: een illusie en een dwaling. De yogåchåra’s
zijn de grote spiritualisten. Saμvriti is daarom, als slechts
een betrekkelijke waarheid, de oorsprong van alle illusie.
(17) Lhamayin zijn elementalen en boze geesten, vijan-
den en tegenwerkers van de mens.
(18) J∫ånamårga is letterlijk het ‘pad van j∫åna’; of
het pad van zuivere kennis, van (Sanskriet) paramårtha of sva-
saμvedana, ‘de beschouwing waarin men zich van zichzelf
bewust wordt of zichzelf analyseert’.
(19) Zie noot 4, ‘diamanten ziel’, of Vajradhara,
staat aan het hoofd van de dhyåni-boeddha’s.
(4) De ‘diamanten ziel’, ‘Vajrasattva’, is een titel van de
hoogste Boeddha, de ‘Heer van alle mysteriën’, Vajradhara
en Ådi-Boeddha genoemd.
(20) Dit verwijst naar een bekende overtuiging in het
Oosten (en trouwens ook in het Westen) dat iedere nieuwe
boeddha of heilige een nieuwe strijder is in het leger van
hen die werken aan de bevrijding of verlossing van de
mensheid. In de landen van het noordelijke boeddhisme,
waar de leer van de nirmåñakåya’s wordt onderwezen,
wordt elke nieuwe bodhisattva of grote ingewijde adept
de ‘bevrijder van de mensheid’ genoemd. Nirmåñakåya’s
zijn bodhisattva’s die het welverdiende nirvåña of het
dharmakåya-kleed opgeven (beide zouden hen voor altijd
van de wereld van de mensen uitsluiten) om de mensheid
ongezien te helpen en haar ten slotte naar paranirvåña te
leiden. De bewering van Schlagintweit in zijn Buddhism in
Tibet dat prulpai ku of ‘nirmåñakåya’ ‘het lichaam is waar-
in de boeddha’s of bodhisattva’s op aarde verschijnen om
de mensen te onderrichten’ – is heel onnauwkeurig en
verklaart niets.
(21) Een verwijzing naar de menselijke hartstochten en
tekortkomingen die gedurende de beproevingen van de
neofiet worden uitgeroeid, en die de vruchtbare grond vor-
men waarin de ‘heilige kiemen’ of de zaden van de ver-
heven deugden kunnen ontspruiten. Al bestaande of
aangeboren deugden, talenten, of gaven zouden in een vorig
leven zijn verworven. Genialiteit is zonder uitzondering een
talent of aanleg meegebracht uit een vorig leven.
22) Titikshå is de vijfde toestand van råjayoga – een
toestand van verheven gelijkmoedigheid; het zich, zo nodig,
onderwerpen aan wat ‘genot en leed voor allen’ heet,
maar zonder daarvan te genieten of daaronder te lijden –
kortom, het onverschillig of ongevoelig worden voor zowel
vreugde als leed op fysiek, mentaal, en ethisch gebied.
(23) Sowanî is iemand die sowan, het eerste pad van
dhyåna, beoefent, een srotåpanna.
(24) ‘Dag’ betekent hier een heel manvantara, een
enorm lang tijdperk.
(25) De berg Meru, de heilige berg van de goden.
(26) Volgens de symboliek van het noordelijke boed-
dhisme heeft Amitåbha, of de ‘grenzeloze ruimte’ (para-
brahman), in zijn paradijs twee bodhisattva’s – Kuan-shih-yin
en Ta-shih-chih – die steeds licht uitstralen over de drie
werelden waarin ze eens leefden, waaronder de onze (zie
noot 27), om met dit licht (van kennis) te helpen bij het
onderricht van yogî’s, die op hun beurt mensen zullen red-
den. Hun verheven positie in het rijk van Amitåbha is vol-
gens de allegorie te danken aan daden van barmhartigheid
die door beiden werden verricht toen ze als zulke yogî’s op
aarde leefden.
(27) Deze drie werelden zijn de drie bestaansgebieden,
het aardse, het astrale, en het spirituele.
(28) De ‘beschermmuur’, of de ‘beschuttingsmuur’. Er
wordt geleerd dat de gezamenlijke inspanning van vele
generaties van yogî’s, heiligen en adepten, en vooral die
van de nirmåñakåya’s, als het ware een muur van bescher-
ming rond de mensheid hebben gevormd, die haar
onzichtbaar voor nog grotere rampen behoedt.
(29) Kleßa is genotzucht of gehechtheid aan wereldse
genietingen, kwade of goede.
(30) Tañhå, de wil om te leven, de oorzaak van wedergeboorten.
(31) Dit ‘mededogen’ moet niet in hetzelfde licht
worden beschouwd als ‘God, de goddelijke liefde’ bij de
theïsten. Mededogen is hier een abstracte, onpersoonlijke
wet. Onenigheid, lijden, en zonde verstoren deze wet waar-
van de essentie absolute harmonie is.
(32) In het spraakgebruik van de noordelijke boed-
dhisten worden alle grote arhats, adepten en heiligen
boeddha’s genoemd.
(33) Een bodhisattva staat minder hoog in de hiërarchie
dan een ‘volmaakte boeddha’. In exoterisch spraakgebruik
worden de twee heel vaak verward. Toch heeft het intuï-
tieve inzicht van het volk een bodhisattva op grond van
zijn zelfopoffering op een hogere trap van verering
geplaatst dan een boeddha.
(34) De titel ‘boeddha van mededogen’ wordt door het
volk met eenzelfde eerbied gegeven aan bodhisattva’s die,
nadat ze de rang van arhat hebben verworven (dat wil zeg-
gen het vierde of zevende pad tot het einde zijn gegaan), wei-
geren nirvåña in te gaan of ‘zich met het kleed van
dharmakåya te tooien en naar de andere oever over te ste-
ken’, omdat het dan niet meer in hun macht zou liggen de
mensen zelfs maar een klein beetje te helpen, voor zover
karma dat toelaat. Ze blijven liever onzichtbaar (in de geest,
om zo te zeggen) in de wereld om een bijdrage te leveren
aan de verlossing van de mensen door hun aan te sporen de
goede wet te volgen, dat wil zeggen hen naar het pad van
rechtvaardigheid te leiden. In het exoterische noordelijke
boeddhisme worden al zulke grote figuren als heiligen
vereerd en zelfs gebeden tot hen gericht, zoals de Grieken
en de katholieken die richten tot hun heiligen en schuts-
patronen; deze praktijken vinden in de esoterische leringen
echter geen steun. De twee leringen verschillen enorm. De
exoterische leek kent nauwelijks de werkelijke betekenis
van het woord nirmåñakåya. Vandaar de verwarring en de
gebrekkige verklaringen van de oriëntalisten. Schlagintweit
bijvoorbeeld gelooft dat het nirmåñakåya-lichaam de fysie-
ke vorm betekent, aangenomen door de boeddha’s wanneer
ze op aarde incarneren – ‘de minst verhevene van hun
aardse belemmeringen’ (zie Buddhism in Tibet) – en vervol-
gens geeft hij een volkomen onjuiste visie op het onder-
werp. De ware lering is echter de volgende.
De drie lichamen, of vormen, van een boeddha zijn:
1. Nirmåñakåya.
2. Sambhogakåya.
3. Dharmakåya.
Het eerste is de etherische vorm die iemand zou aan-
nemen als hij, na zijn fysieke lichaam te hebben verlaten,
in zijn astrale lichaam zou verschijnen – en bovendien over
alle kennis van een adept zou beschikken. De bodhisattva
ontwikkelt dit lichaam in zich naargelang hij op het pad
vordert. Als hij het doel heeft bereikt en de vrucht ervan
heeft geweigerd, blijft hij op aarde als een adept, en na
zijn sterven blijft hij, in plaats van nirvåña in te gaan, in dit
glorierijke lichaam dat hij voor zichzelf heeft geweven, on-
zichtbaar voor de niet-ingewijde mensheid, om over haar te
waken en haar te beschermen.
Sambhogakåya is hetzelfde, maar bovendien met de
luister van de ‘drie volmaaktheden’, waarvan er één is dat
aan aardse zaken in het geheel niet meer wordt gedacht.
Het dharmakåya is het lichaam van een volmaakte
boeddha, dat wil zeggen het is helemaal geen lichaam maar
een ideële adem: bewustzijn opgegaan in het universele
bewustzijn, of ziel zonder enige eigenschap. Als een adept
of boeddha eenmaal een dharmakåya is, verbreekt hij elke
mogelijke betrekking met deze aarde en elke gedachte
eraan. Om dus in staat te zijn de mensheid te blijven hel-
pen ‘verzaakt’ een adept, die het recht op nirvåna heeft
verworven, ‘het dharmakåya-lichaam’, zoals dat in mystie-
ke taal wordt beschreven; behoudt van de sambhogakåya
slechts de grote en volledige kennis en blijft in zijn nir-
måñakåya-lichaam voortleven. De esoterische school leert
dat Gautama Boeddha, evenals verschillende van zijn
arhats, zo’n nirmåñakåya is. Er is niemand bekend die, op
grond van grote zelfverzaking en opoffering voor de mens-
heid, hoger staat dan hij.
(35) Myalba is onze aarde – door de esoterische school
nadrukkelijk ‘hel’, en de grootste van alle hellen, genoemd.
De esoterische leer kent geen andere hel of strafplaats dan
op een door mensen bewoonde planeet of aarde. Avîchi is
een toestand, geen plaats.
(36) Dit betekent dat er opnieuw een verlosser van de
mensheid is geboren, die de mensheid naar het nirvåña zal
leiden, dat wil zeggen na het einde van de levenscyclus.
(37) Dit is een van de varianten van de formule die
steevast op elke verhandeling, invocatie, of instructie volgt,
‘Vrede aan alle wezens’, ‘Gezegend zij al wat leeft’, enz.
Een troubadour is van oorsprong een middeleeuwse kunstenaar, vooral begaafd als muzikant-dichter. Een trouvère is een vergelijkbare artiest. Ze waren actief in het Franse taalgebied.
Het woord troubadour is afgeleid van het Occitaanse woord "trobar", dat 'vinden' of 'bedenken' betekent (vr: trobairitz). Het woord "trouvère" is afgeleid van het Oudfranse 'trouver', dat eveneens 'vinden' of 'bedenken' betekent.
In Germaanstalige streken spreekt men over 'minnezangers' (ze zongen over de 'hoofse minne'). Troubadours vertonen ook verwantschap met andere middeleeuwse kunstenaars zoals de jongleur en de minstreel.
Occitanie of Occitanië (Frans: Occitanie; Occitaans: Occitània) is een regio van Frankrijk met als hoofdplaats Toulouse. Het heeft een inwonertal van meer dan 5,6 miljoen, deze inwoners worden Occitanen genoemd. De regio grenst in het zuiden aan de Middellandse Zee, het dwergstaatje Andorra en de Spaanse regio's Catalonië en Aragón. In Frankrijk is de regio omgeven door Nouvelle-Aquitaine ten westen, Provence-Alpes-Côte d'Azur ten oosten en Auvergne-Rhône-Alpes ten noorden.
De huidige regio Occitanie komt overeen met ongeveer 40% van het etnisch-cultureel gebied Occitanië. Ze omvat ook de regio Roussillon, die geen deel was van het historische Occitanië, maar van Catalonië.
Ascese, Oudgrieks: ἄσκησις, áskēsis, is het streven naar of het beoefenen van een reine levenswandel door de eigen hartstocht en begeerten te beteugelen en zelftucht toe te passen. Ascese kan gepaard gaan met meditatie om de eigen geest stil te maken maar ook met lichamelijke zelfkastijding.
Peter Waldo c. 1140 - ca. 1205; ook Valdo, Valdes, Waldes; Frans: Pierre Vaudès, de Vaux, Latijn: Petrus Waldus, Valdus) was de leider van de Waldenzen, een christelijke spirituele beweging uit de Middeleeuwen.
De traditie dat zijn voornaam "Peter" was, gaat pas terug tot de veertiende eeuw. Dit heeft ertoe geleid dat sommige historici, zoals Jana Schulman, het als waarschijnlijk een latere uitvinding beschouwden. Hij wordt beschouwd als een proto-protestant.
De waldenzen, ook de armen van Lyon genoemd, waren oorspronkelijk aanhangers van een christelijke armoedebeweging die in Frankrijk in de 12e eeuw is ontstaan. Het in Italië gevestigde protestantse kerkgenootschap van gereformeerde signatuur noemt zich 'Waldens'.
Persephone (Oudgrieks: Περσεφόνεια, Persephoneia (vooral bij Homeros) of Περσεφόνη, Persephonè; Latijn: Proserpina) (uitspraak: "pèrseefoonee") is in de Griekse mythologie de godin van het dodenrijk en van de lente. Ze was de dochter van Demeter, de godin van de landbouw en het graan, en de oppergod Zeus. De Romeinse varianten van Demeter en Zeus zijn Ceres en Jupiter.
Demeter (Oudgrieks: Δημήτηρ, Dêmếtêr) is een figuur uit de Griekse mythologie. Zij was de dochter van Kronos en Rhea en dus een zus van Zeus, Poseidon, Hades, Hera en Hestia. Demeter was de godin van de landbouw en de gewassen (op de eerste plaats van het graan). Ze wordt vaak afgebeeld met een korenaar in de hand. Het Romeinse equivalent van Demeter is Ceres.
Delphi (Grieks: Δελφοί, Delfoi) is een archeologische site in de gelijknamige gemeente Delphi, regio Centraal-Griekenland. Het was in de klassieke oudheid een van de beroemdste cultusplaatsen van de god Apollo en het meest bezochte en gerespecteerde orakel van de gehele oudheid.
Apollo (Oudgrieks: Ἀπόλλων, Apóllōn) was een van de belangrijkste godheden van de Griekse mythologie. Zijn eredienst was van alle goden het wijdst verspreid onder het Griekse volk en genoot het hoogste aanzien. Onder de verlatiniseerde naam Apollo is hij bekend geraakt in Rome.
Door de Griekse dichters wordt hij meestal Phoibos Apollo genoemd. Apollo wordt ook wel als de vertegenwoordiger van rationele schoonheid en orde beschouwd, tegenover Dionysos, die de emotionele roes symboliseert.
Zarathustra, Zarathoestra of Zoroaster (Perzisch: زرتش Zartosht) was een Iraanse profeet en de grondlegger van het zoroastrisme, een godsdienst die tegenwoordig haar aanhangers vooral vindt onder de Parsi's in India. Volgens de legenden was de profeet een herder en leefde hij op het platteland. Rond zijn twintigste levensjaar ervoer Zarathustra een crisis en ging hij ronddwalen. Na tien jaar kreeg hij, gezeten aan de oevers van de Oxus (de Amu Darja) een visioen van God (“Ahura Mazda”).
Ahura Mazdâ (Avestaans: 'Heer wijsheid/Wijze heer'; Middelperzisch: Ohrmazd/Hormizd; ook: 'Ahoera Mazda') is de oppergod in het zoroastrisme, de pre-islamitische religie van Iran. Hij vertegenwoordigt het goede, wijsheid, licht en waarheid, en is daarmee de tegenpool van Angra Mainyu ('kwade geest'; Middelperzisch: Ahriman), de leider van kwade krachten.
Angra Mainyu (Perzisch: اهریمن) ('kwade/boze geest'; Middelperzisch: Ahriman) is de god van het kwaad in het zoroastrisme, de pre-islamitische religie van Iran (Perzië). Waar de oppergod Ahura Mazdâ staat voor waarheid, licht, orde en leven, daar staat Angra Mainyu voor bedrog, duisternis, chaos en dood. Op grond daarvan staat in de Avesta, het heilige boek van de zoroastriërs, dat hij niet is. Hij probeert volgens de zoroastrische mythologie Ahura Mazdâ's schepping te verzieken. Daarom schiep hij daêva's (demonen) als tegenhangers voor Ahura Mazdâ's ahura's. Angra Mainyu wordt beschouwd als ongeschapen, en maakt daarom geen deel uit van de schepping, maar is daarin slechts een indringer.
Twee belangrijke goden zijn Isis en Osiris. Isis is de vrouw van Osiris en de beschermgodin van de toverkracht. Osiris was de god van de landbouw en de heerser van de Onderwereld. Hij besliste over je lot. Eerst was hij echter een koning van de Bovenwereld. Hij werd vermoord door zijn broer Seth (god van de chaos). Isis wist met behulp van Anubis de lichaamsdelen van Osiris weer aan elkaar te zetten en zo kon Osiris god worden van de onderwereld. Isis kreeg daarna nog een zoon, Horus, die uiteindelijk Seth versloeg en koning werd van de Bovenwereld.
Hermes Trismegistus is een mythische figuur, wiens naam "Hermes de driemaal (of driewerf) grootste" betekent (grootste filosoof, priester en koning); afgeleid van Ἑρμῆς Τρισμέγιστος (Hermes Trismegistos), de Griekse naam van de Egyptische god van de wijsheid en het schrift, Thoth. Hij werd gezien als een oeroude profeet die geheime kennis openbaarde aan de mens, en is de centrale figuur in het hermetisme. Aan hem werden in de oudheid allerlei hermetica toegeschreven. Praktische teksten over alchemie, magie en astrologie, maar ook mystieke teksten die moesten leiden tot het verkrijgen van gnosis, zoals het Corpus Hermeticum en de Asclepius.
Ook in de middeleeuwen verschenen in Arabische en Europese landen occulte teksten onder de naam Hermes Trismegistus, zoals de Picatrix, Turba philosophorum en de Smaragden tafel. Daarmee werd hij een belangrijk figuur in de wederopleving van esoterie in de vroegmoderne tijd. Men nam toen aan dat hij een tijdgenoot was van Mozes en een belangrijke bron van kennis vormde voor profeten en filosofen zoals Zoroaster, Orpheus en Plato (prisca theologia).
Trismegistus is het meest bekend van zijn axioma uit de Smaragden Tafel: "Zo(als) boven, zo (ook) beneden", verwijzend naar de gelijkstelling van hemel en aarde, van de microkosmos en de macrokosmos. Dit hermetisch axioma is een principe dat ook wordt aangehangen in de theosofie en in de new age-beweging.
Siddhartha Gautama Boeddha (Sanskriet, Pali: Gotama Boeddha) was een spiritueel leider op wiens leer het boeddhisme is gebaseerd. Volgens de boeddhistische traditie leefde hij van ca. 450 v.Chr. tot ca. 370 v.Chr. in Nepal en India. Door moderne historici wordt ca. 480-400 v.Chr. gesuggereerd. Volgens religieuze overleveringen bereikte Gautama Boeddha complete en volledige verlichting, het boeddhaschap.
Gautama Boeddha wordt ook wel de Sakjamoeni (sakyamuni) Boeddha genoemd en werd geboren als Siddhartha Gautama. De naam Siddhartha betekent: wiens doel is volbracht of van wie elke wens vervuld is. Vaak wordt hij kortweg (de) Boeddha genoemd. Boeddha betekent hij die ontwaakt (verlicht) is. De titel Boeddha wordt gegeven aan iemand die op eigen kracht, zonder leraar, de Dhamma (de waarheid, de natuurlijke ordening der dingen) ontdekt heeft en verlichting heeft bereikt. Volgens de traditie zijn er vóór Gautama Boeddha nog een aantal andere boeddha's geweest (een zekere lijst noemt 28 boeddha's). Boeddha werd geboren in een hindoeïstische familie. Boeddha heeft binnen het vaishnavisme de status van negende avatar van de god Vishnoe.
Krishna (कृष्ण, zwart, donker, donkerblauw; Sanskriet: al-aantrekkelijke) is een van de meest aanbeden goden in het hindoeïsme. Als zodanig is Krishna onder meer de hoofdpersoon in de Mahabharata en de Bhagavata Purana. In veel hindoeïstische stromingen wordt Krishna beschouwd als een incarnatie van Vishnoe, een avatara, in andere als de Allerhoogste Persoonlijkheid of hoogste manifestatie van God-energieën, God zelf. Zijn broer was Balarama.
Het taoïsme, ook wel daoïsme of tauïsme genoemd, is een Chinees filosofisch-religieuze traditie die al ruim tweeduizend jaar grote invloed uitoefent op de Chinese cultuur. Wat houdt het taoïsme in hoofdlijnen in?
Het taoïsme ontwikkelde zich naast het confucianisme en het boeddhisme, en overlapt deels met deze filosofieën. Deze drie stromingen samen legden de basis voor het zogeheten neo-confucianisme. Het taoïsme kan beschouwd worden als een filosofie die zich ontwikkeld heeft tot een internationaal invloedrijke religie. Dit geloof heeft eigen taoïstische tempels, eigen priesters en specifieke heilige plekken. De kern van het taoïsme is een filosofie over hoe je in het leven hoort te handelen.
Lao Zi (Chinees: 老子), afkomstig uit (jiaxiang) Henan, Zhoukou, Lüyi (河南省周口市鹿邑县), was een Chinese filosoof, die meestal in de 6e eeuw v.Chr., tijdens de Periode van Lente en Herfst wordt geplaatst, 604 v.Chr. - 507 v.Chr. Hij is, volgens het taoïsme zelf, de belangrijkste stichter van het taoïsme. Mogelijk heeft hij later, in de 5e of 4e eeuw v.Chr. geleefd, tijdens de Periode van de Strijdende Staten. Het is ook mogelijk dat met Lao Zi twee of meer meesters worden aangeduid of een school van denken.
Laozi, Confucius en Gautama Boeddha zijn de drie heilige personen, San sheng of 三聖, van het taoïsme. Ze leefden ook min of meer in dezelfde tijd, in de 6e tot 4e eeuw v.Chr.
Het boek Daodejing (vereenvoudigd Chinees: 道德经; traditioneel Chinees: 道德經; pinyin: Dàodéjīng), ook wel Tao Te Ching of Tao Te King geschreven, is een van de belangrijkste geschriften van het taoïsme, dat naast het confucianisme en boeddhisme een van de grote drie Chinese filosofieën is. De teksten van het boek zouden door Lao Zi uitgesproken zijn in de 6e eeuw v.Chr.
Volgens de mythe zou Lao Zi het geschrift opgetekend hebben toen hij aan het eind van zijn leven een bergpas overtrok naar het Westen, op verzoek van de grenswachter Guan yin Zi. Deze legende wordt vermeld door de Chinese historicus Sima Qian. In feite zijn de teksten eerst mondeling overgeleverd door zijn leerlingen enzovoorts en rond 370 voor Christus voor het eerst genoteerd op bamboestroken, nog weer later op zijdepapier. Mede daardoor is het niet duidelijk of alle uitspraken afkomstig zijn van één of meerdere auteurs. Toch wordt Laozi ('meester Lao' of 'oude meester') meestal beschouwd als de (voornaamste) bron van de teksten. Om die reden wordt het boek vaak ook als " de Laozi" aangeduid.
Veel lezers en zelfs vertalers en schrijvers van en over het geschrift zijn zich er niet van bewust dat er niet één Daodejing is, maar dat er in het oude China vele tientallen, zo niet honderden versies van bestonden. De Chinese standaardversie die het meest gebruikt wordt 'als overgeleverde versie' dateert van de 2e eeuw n.C. en is qua tekst gewijzigd en van politiek-filosofisch commentaar voorzien door Wang Bi, een jonge filosoof die daarmee indruk wilde wekken op zijn vorst. Een eerdere versie is die van Hesshang Gong die meer aandacht schenkt aan mystieke en religieuze teksten en commentaar daar op geeft. Eind vorige eeuw zijn twee oudere versies bij opgravingen aan het licht gekomen, resp. de Mawangdui-versies A en B en de oudste nu bekende versie, de onvolledige Guodian-versie op bamboestroken.
Het eerste vers luidt:
De Dao die kan worden uitgesproken, is niet de eeuwige Dao;
De naam die genoemd kan worden is niet de eeuwige naam.
Het naamloze is de oorsprong van hemel en aarde;
De genoemde is de moeder van talloze dingen.
Daarom,
Voortdurend geen verlangen hebben om het begin ervan te aanschouwen;
Voortdurend verlangen hebben om de beëindiging ervan te zien.
Deze twee hebben dezelfde oorsprong, maar verschillen in naam;
Beide worden Mysterie genoemd.
Mysterie na mysterie is de poort naar alle wonderen.
Het paulicianisme was een christelijke beweging die tussen het midden van de zevende eeuw en eind negende eeuw aanwezig was in het oostelijk deel van het Byzantijnse Rijk en met name in Armenië. Vanaf eind negende eeuw waren er paulicianen aanwezig in Zuid-Italië en vooral op de Balkan
De meest gehanteerde aanname is dat de naam ontleend is aan Paulus van Samosata die van 260 tot 268 bisschop van Antiochië was. In de antieke bronnen worden de opvattingen van Paulus beschreven als een vorm van adoptianisme. In die opvatting was Jezus bij zijn geboorte slechts een gewoon mens. Hij werd in die hoedanigheid door God geselecteerd vanwege een voorbeeldig leven en zou pas bij zijn doop in de Jordaan de Zoon van God geworden zijn. Een andere aanname is dat de naam ontleend is aan de apostel Paulus.
De stichter van de beweging was een zekere Constantijn die de naam Sylvanus aannam. Omstreeks 660 stichtte hij de eerste geloofsgemeenschappen van paulicianen. Omstreeks 685 werd hij beschuldigd van ketterij en gestenigd. Waarschijnlijk is de steniging later verzonnen om een parallel te creëren met de dood van de eerste martelaar Stefanus.
Het Concilie van Saint-Félix , een mijlpaal in de organisatie van de Katharen , werd in 1167 gehouden in Saint-Felix-de-Caraman, nu Saint-Félix-Lauragais genoemd . De verzamelde Katharen-bisschoppen (sommige nieuw benoemd) waren papa Nicetas, Bogomil-bisschop van Constantinopel .
De besluiten van het concilie zijn bekend uit een gedrukte tekst die Guillaume Besse in de 17e eeuw publiceerde, een kopie die hij maakte van een inmiddels verloren gegaan exemplaar uit 1223 dat hij bezat. Er wordt getwijfeld aan de echtheid van dit document. De kopie die Besse zag, was in 1223 gemaakt door Pierre Poulhan, die (op die datum of kort daarna) Kathaarse bisschop van Carcassonne was.
Volgens de tekst van Besse werden de volgende Kathaarse bisschoppen erkend door het concilie en getroost door Nicetas:
Nicetas instrueerde de vergadering dat, net zoals de zeven kerken van Azië zich niet met elkaars onafhankelijkheid bemoeiden, dit ook niet het geval was met de moderne bisdommen van de bogomielen , en dat geldt ook voor de bisdommen van de katharen. Grenzen werden aangesteld om de grens tussen de bisdommen Toulouse en Carcassonne te bepalen: laatstgenoemde kreeg een groot grondgebied dat zich uitstrekte van Narbonne tot Lerida .
Innocentius III, geboren als Lotario dei Conti di Segni (Gavignano, in de buurt van Anagni, 1160/1161 - Perugia, 16 juli 1216) was paus van 8 januari 1198 tot zijn overlijden op 16 juli 1216.
Innocentius III wordt vrij algemeen gezien als een van de machtigste en invloedrijkste pausen in de geschiedenis van het pausdom. Hij oefende een grote invloed uit op de christelijke regimes van Europa. Hij beweerde de suprematie te hebben boven alle Europese koningen. Paus Innocentius speelde door zijn decretalen en het Vierde Lateraans Concilie (1215) een centrale rol in de poging van de Katholieke Kerk tot hervormingen van de kerkelijke aangelegenheden te komen. Dit resulteerde in een aanzienlijke herziening van het canonieke recht. Paus Innocentius is verder opmerkelijk door zijn gebruik van interdicten en andere censuur om wereldlijke heersers te dwingen om zijn beslissingen te gehoorzamen. Deze maatregelen waren overigens niet overal even succesvol. Innocentius riep op tot kruistochten tegen de moslims in Spanje en het Heilige Land en tegen de ketters in het zuiden van Frankrijk (Albigenzische Kruistochten).
Een van Paus Innocentius' meest verreikende beslissingen was het organiseren van de Vierde Kruistocht (1202-1204). Oorspronkelijk bedoeld om het door moslims gecontroleerde Jeruzalem te heroveren door middel van een invasie door Egypte, leidde een reeks van onvoorziene omstandigheden ertoe dat de kruisvaarders naar Constantinopel kwamen, dat in 1204 onder leiding van de bejaarde Venetiaanse doge Enrico Dandolo werd aangevallen en geplunderd. Innocentius aanvaardde de gevolgen van deze gebeurtenis met tegenzin. Hij bleef immers steeds werkzaam voor de hereniging met de Oosterse kerk. De inname en plundering vergiftigt de betrekkingen tussen de Katholieke Kerk en de Grieks-orthodoxe Kerk tot de huidige dag.
Adam Haslmayr (31 oktober 1562 - 16 januari 1630) was een Duitse schrijver, die de eerste commentator was van de Rozenkruisersmanifesten. Hij noemde de openbaring van Paracelsus de "Theophrastia Sancta".
Leven:
Adam Haslmayr werd geboren in Bozen, Zuid-Tirol, en werkte als notaris in Zuid-Tirol. In 1592 publiceerde hij in Augsburg het Newe Teutsche Gesang, een gedrukte verzameling polyfone liederen in het Duits. In 1612 verklaarde hij dat hij in 1610 een manuscript van Fama Fraternitatis had gezien, hoewel de tekst voor het eerst werd gepubliceerd in 1614. Zijn verklaring, gepubliceerd in zijn Antwoord aan de Praiseworthy Brotherhood of Theosophers of Rozenkreuz, was opgenomen in hetzelfde boek als de Fama Fraternitatis, maar de originele editie wordt nog steeds bewaard in de Anna-Amalia Bibliotheek, Duitsland. Haslmayr was een goede vriend van Karl Widemann, met wie hij een huis had gedeeld, en van Benedictus Figulus, beiden ook nauw verwant aan de vroege rozenkruisers. Figulus had Haslmayr in contact gebracht met Widemann, die hem op zijn beurt voorstelde aan prins August van Anhalt.
Haslmayr's antwoord werd in 1612 gepubliceerd met de financiële steun van August van Anhalt. Kort daarna werd Haslmayr door Maximiliaan III van Oostenrijk naar de galeien in Genua gestuurd om te werken, en slechts 4 à 5 jaar later werd hij vrijgelaten. Hij stierf in Augsburg.
Lynda Harris, Ketterij en esoterie in het werk van Jeroen Bosch, Christofoor, Zeist 1996
Max Heindel, pseudoniem voor Carl Louis von Grasshoff (Aarhus, Denemarken, 23 juli 1865 - Oceanside (Californië), Verenigde Staten, 6 januari 1919) was de stichter van de Rozenkruisersbeweging The Rosicrucian Fellowship in Oceanside, Californië. Hij richtte deze beweging in 1909 op nadat hij, naar eigen zeggen, in 1907 was ingewijd in de mysteriën van het Rozenkruis door een onbekende hoge dignitaris van deze beweging. Max Heindel heeft vele geschriften gepubliceerd die allemaal tot het publieke domein behoren. Het Lectorium Rosicrucianum of de Internationale School van het Gouden Rozenkruis is een rozenkruisersbeweging die in Nederland is ontstaan uit de beweging van Max Heindel.
Carl Louis Fredrik von Grasshoff wordt geboren in Denemarken en verlaat op zestienjarige zijn ouderlijk huis om in Glasgow in Schotland te werken op de scheepswerven en scheepswerktuigbouwkunde te studeren en te praktiseren. Van 1895 tot 1901 werkte hij als raadgevend ingenieur in New York. In deze periode trouwde hij en kreeg hij een zoon en twee dochters. Zijn vrouw stierf in 1905.
In 1903 verhuisde hij naar Los Angeles om werk te zoeken. Daar leert hij in 1904 de theosofie kennen. Hij is diep onder de indruk van de leringen over karma en reïncarnatie van Helena Blavatsky (die hij leerde van de theosoof Charles Leadbeater), wordt vegetariër en wijdt zich aan het verspreiden van deze leringen in verschillende steden in Amerika. Al snel wordt hij vice-voorzitter van de Theosofische Vereniging in Amerika. Ook leert hij daar Augusta Foss kennen, die korte tijd later zijn echtgenote zou worden en die hem de beginselen van de astrologie bijbrengt.
Tijdens zijn lezingentournees in de Verenigde Staten stelt Von Grasshoff vast dat de theosofische benamingen, die allemaal in het Sanskriet zijn, het begrip van de lering of filosofie nodeloos bemoeilijken. Daarom ontwikkelt hij een nieuwe westers-esoterische terminologie, die de oorspronkelijk Indische leringen voor denkende mensen begrijpelijk maakt. Hoewel deze leringen hem inzicht in de grote samenhangen van het bestaan hebben gegeven, mist hij een belangrijk element: een filosofie voor het westen.
Op aanraden van een vriendin reist hij in 1907 naar Europa om kennis te maken met de leer van Rudolf Steiner, die toen nog voorzitter was van de Duitse afdeling van de Theosofische Vereniging. Hij volgt lezingen van Steiner en heeft een aantal gesprekken met hem, waarbij verschillen van opvatting tussen hem en Steiner aan het licht komen.
Kort daarop heeft Von Grasshoff naar eigen zeggen tot twee keer toe een ontmoeting met een ‘oudere broeder’ van de orde van het Rozenkruis. Deze stelt hem op de proef, door hem geheime kennis te beloven, op voorwaarde dat hij deze niet verspreidt. Door dit te weigeren, slaagt Von Grasshoff, want de verspreiding van deze kennis ten bate van wereld en mensheid is juist het doel van de orde.
Bij het tweede onderhoud vertelde de oudere broeder hem hoe hij de tempel van het rozenkruis, niet heel ver van Berlijn, kon bereiken. Von Grasshof ging daar naartoe en verbleef daar meer dan een maand. In aanwezigheid en onder de leiding van de oudere broeders ontving hij daar leringen die hij later zou verwerken in zijn hoofdwerk ‘The Rosicrucian cosmo-conception’ of ‘De Wereldbeschouwing der Rozenkruisers’ die hij publiceerde onder de naam Max Heindel, waarvan de eerste druk in november 1909 in Chicago in een oplage van 2000 zou verschijnen. Twee maanden daarvoor had hij op 8 augustus 1909 in Seattle The Rosicrucian Fellowship opgericht.
Van november 1909 tot maart 1910 leidt Max Heindel het werk in Los Angeles en vult met drie lezingen in de week een zaal voor duizend personen tot de nok. Verder verduidelijkt Heindel de rozenkruis-inzichten door brieven, door cursussen, door astrologische studie, door lezingen en door diensten.
Met minimale middelen organiseert hij een groot werk. dat vele vertakkingen kent - Europa, Brazilië, India. Het gedachtegoed kent in grote lijnen dezelfde (esoterische) elementen als de theosofie, zonder de vermenging met de oosterse elementen. Het grote verschil is: bij de Fellowship staat de zending van Christus centraal.
Het leven van Max Heindel is in 2003 uitgebreid beschreven door de Nederlandse biograaf Ger Westenberg (1933).
Jan van Rijckenborgh leefde van 16 oktober 1896 tot 17 juli 1968 als Jan Leene te Haarlem, en zijn broer Zwier Willem (Wim) Leene van 7 mei 1892 tot 9 maart 1938). In 1924 werden Jan en Wim leden van de Rosicrucian Fellowship, opgericht in 1909 door Max Heindel, oftewel Carl Louis von Grasshoff (1865 - 1919), een christelijke occultist, mysticus en astroloog.
Zwier was van 1928 tot zijn overlijden de leider van het Rozenkruisers Genootschap in Nederland. Daarna volgde Jan hem op. Zwier was gevormd en geïnspireerd door professor A.H. de Hartog, die op 19 juli 1917 zijn huwelijk met Hendrica Edelijn had ingezegend. In 1927 begonnen Zwier en Jan in Haarlem een eigen centrum en in 1934 hebben ze zichzelf van de Amerikaanse organisatie losgemaakt.
Catharose de Petri (pseudoniem van Hennie Stok Huizer, 1902–1990) was een Nederlandse mystica en schrijfster. Ze was een van de oprichtsters van het Lectorium Rosicrucianum, een internationale spirituele school gebaseerd op een gnostieke visie op het christendom.
Catharose was al jong geïnteresseerd in esoterie en mystiek. Nadat ze kennis gemaakt had met de visie van de broers Jan en Zwier Willem Leene, leden van de Nederlandse tak van de Rosicrucian Fellowship van Max Heindel, sloot zij zich bij hen aan. De drie scheidden zich af van Heindels interpretatie van de rozenkruizerij en vormden in 1935 hun eigen beweging: het Lectorium Rosicrucianum.
Samen met Van Rijckenborgh schreef zij verschillende boeken over de gnostieke visie van het Lectorium, die in meerdere talen worden uitgegeven door Rozekruis Pers. Daarin wordt gesproken over een omvorming van het innerlijk leven door middel van de christelijke gnosis. In 1956 ontmoetten zij Antonin Gadal, de Franse historicus van de Kathaarse geschiedenis, wiens opvattingen een grote rol speelden in de ontwikkeling van hun ideeën.
Bij het overlijden van Van Rijckenborgh in 1968 nam Catharose de Petri de leiding van de beweging over en behield deze tot haar dood in 1990. De internationale spirituele leiding van het Lectorium zet hun werk tegenwoordig op wereldwijde schaal voort.
Haar spirituele schrijversnaam is een combinatie van Katharen (Catha), Rozenkruisers (Rose) en de Graal (Petri).
Het logiesgebouw
De Tempel
Pico Della Mirandola (1463-1494) is verkondiger en belichaming tegelijk van de Renaissance-mens, zijn Rede over de menselijke waardigheid is het manifest van de vrije mens, die zijn lot in eigen handen neemt.
In zijn korte leven heeft Pico langs vele wegen naar een universele waarheid gezocht. In zijn tijd is hij al geroemd als een wonder van geleerdheid, vermaard om zijn alomvattende kennis. Hij is vertrouwd met de grote denkers van de klassieke oudheid en de middeleeuwen, met de bijbel en de christelijke kerkvaders, maar ook met de joodse, Perzische en Arabische religieuze en wijsgerige teksten.
De Oratio de hominis dignitate is een gepassioneerd pleidooi voor de verzoening van de grote klassieke filosofieën met de christelijke en de oosterse wijsheidtradities.
De Rede over de menselijke waardigheid ademt de zelfbewuste geest van de Renaissance: het bevrijdend inzicht dat een nieuw tijdperk is aangebroken. De mens, middelpunt van het heelal, is tot de vrijheid geroepen een leven lang beeldhouwer te zijn van zijn eigen lot, om te worden die hij verkiest te zijn. Deze hymne van de verzoening en de menselijke vrije wil klinkt door tot in onze tijd. In de ambitie om het nobelste van christendom en islam te verenigen met het heilzaamste van heidendom en hellenisme toont zich Pico's tegendraadse wil om de wezenlijke waardigheid van de mens gestalte te geven.
Charles Webster Leadbeater (Stockport (Verenigd Koninkrijk), 16 februari 1854 - Perth (Australië), 1 maart 1934) was een Britse bisschop van de Vrij-Katholieke Kerk die voornamelijk bekend is als theosoof.
Leadbeater was oorspronkelijk een anglicaanse priester. Hij werd in 1883 lid van de Theosofische Vereniging. Nadat hij Helena Petrovna Blavatsky ontmoette in Londen, in 1884, vertrok hij naar India. Na haar overlijden in 1891 werd hij de belangrijkste ideoloog van de Theosophical Society.
Binnen het boeddhisme is Maitreya de toekomstige Boeddha.
Maitreya is een bodhisattva, die volgens het geloof van sommige boeddhisten uiteindelijk op aarde geboren zal worden, verlichting zal bereiken en een pure dhamma zal onderwijzen. Maitreya Bodhisattva wordt de opvolger van de historische Sakyamuni Boeddha.
Hij werd het eerst genoemd in de Maitreyavyakarana*, een tekst in het Sanskriet. Er zijn vele mensen geweest die zichzelf Maitreya hebben genoemd, maar geen van de personen is erkend door de boeddhistische gemeenschap.
*Documentair erfgoed ingediend door India en aanbevolen voor opname in het Memory of the World Register in 2017.
Maitreyayvarakarana is een zeer korte tekst, geschreven op palmblad in het gemengde karakter van Kutila- en Ranjana-schrift, een manuscript uit de Pala-periode (ten tijde van Gopaladeva, 57e regna; jaar, ongeveer 10e eeuw na Christus) is in het bezit van de Aziatische Vereniging, Calcutta. Er wordt aangenomen dat Maitreya, de toekomstige profeet, uiteindelijk op aarde zal verschijnen als de verlichte Boeddha en de zuivere dharma zal onderwijzen. De tekst is geschreven in een periode waarin de boeddhistische literatuur te maken kreeg met een overgang van de Sthaviravada- naar de Mahayana-school. Vyakarana betekent in het boeddhistische Sanskriet een bepaald soort compositie over de profetie of voorspelling van de toekomstige Boeddha's, zoals gevonden in de Navanga-afdeling van Buddhavacana. Volgens de Mahayanische opvatting betekent Vyakarana een speciaal soort Avadana-literatuur die betrekking heeft op het toekomstige boeddhaschap van een wezen of godheid of een hoofddiscipel in een bepaalde wereld. Omdat een tekst een bron van kerkelijke en iconografische inspiratie is voor mensen die populair zijn in de hele boeddhistische wereld.
Deze ochtend gaan we de opheffing van de Orde van de Ster bespreken. Veel mensen zullen verheugd zijn, terwijl anderen tamelijk verdrietig zullen zijn. Het gaat er echter niet om hierover blij danwel verdrietig te zijn omdat dit onvermijdelijk is, zoals ik zal uitleggen. Wellicht kunt u zich het verhaal herinneren over de duivel en zijn vriend die op straat aan het wandelen waren. Ze zagen toen voor zich een man bukken en iets van de grond oprapen, dat bekijken en daarna in zijn zak stoppen. De vriend zei tot de duivel: “Wat heeft die man opgeraapt?” “Hij raapte een stukje van de Waarheid op”, zei de duivel. “Dat is dan een slechte zaak voor jou” zei de vriend. “O, zeker niet”, antwoordde de duivel hem, “Die laat ik hem organiseren.”
Ik beweer dat Waarheid een land zonder wegen is en dat je haar niet kunt benaderen via welke weg dan ook, niet door enige religie, door geen enkele sekte. Dat is mijn zienswijze en ik houd hier absoluut en zonder enige voorwaarde aan vast. Waarheid, die immers onbegrensd is, niet geconditioneerd, en onbenaderbaar via welk pad dan ook, kan niet georganiseerd worden. Ook zou er geen enkele organisatie gevormd moeten worden om mensen te leiden of te dwingen tot het volgen van enig pad. Wanneer je dat eenmaal begrijpt dan zal je zien hoezeer het onmogelijk is om een geloof te organiseren. Een geloof is geheel en al een individuele aangelegenheid en je kunt en moet die niet tot een organisatie maken. Wanneer je dat toch doet, dan wordt het dood, uitgekristalliseerd; het wordt een belijdenis, een sekte, een religie om op te leggen aan anderen. Dit is wat iedereen op de wereld probeert te doen. Waarheid wordt daarmee ingeperkt en tot een soort speelgoed gemaakt voor hen die zwak zijn en voor hen die slechts tijdelijk ontevreden zijn. Waarheid kan niet omlaag worden gehaald. Het individu moet juist een poging doen om naar haar op te stijgen. Je kunt niet de bergtop naar de vallei brengen. Wanneer je de bergtop zou willen bereiken, dan moet je door de vallei gaan, de steile hellingen beklimmen, zonder bang te zijn voor de gevaarlijke afgronden.
Dit is dan vanuit mijn gezichtspunt de eerste reden waarom de Orde van de Ster opgeheven zou moeten worden. Desondanks zullen jullie waarschijnlijk andere Ordes stichten en jullie zullen blijven behoren tot andere organisaties in de zoektocht naar Waarheid. Ik wil niet behoren tot enige organisatie op spiritueel gebied, begrijp dit alstublieft. Ik wil best gebruik maken van een organisatie die mij naar Londen zou brengen, bijvoorbeeld; dit is toch een ander soort van organisatie, alleen mechanisch, zoals de post of de telegraaf. Ik zou gebruik maken van een auto of een stoomboot om te reizen, dit zijn slechts fysieke mechanismes die volstrekt niets van doen hebben met spiritualiteit. Nogmaals, ik beweer dat geen enkele organisatie de mensheid naar spiritualiteit kan leiden.
Wanneer een organisatie wordt opgericht voor dat doel dan wordt ze een steunkruk, een zwakte, een vastgeketend-zijn en moet daarom het individu wel verlammen en hem beletten om te groeien, zijn uniciteit vast te stellen, die gelegen is in de ontdekking, voor zichzelf, van die absolute, onvoorwaardelijke Waarheid. Dit is dan een andere reden, omdat ik nu eenmaal het Hoofd van de Orde ben, om deze op te heffen. Niemand heeft me ertoe overgehaald deze beslissing te nemen. Dit is geen grootse daad, omdat ik geen enkele volgeling wil hebben en dit meen ik. Op het moment dat je iemand volgt dan stop je met het volgen van Waarheid. Ik houd me niet bezig met of jullie opletten bij wat ik zeg of niet. Ik wil een bepaald iets in de wereld doen en ik zal het gaan doen met niet aflatende concentratie. Voor mij is slechts één essentieel ding belangrijk: de mensheid vrij te maken. Ik wil hem vrij maken van alle kooien, van alle angsten, en geen religies stichten en nieuwe sektes, noch nieuwe theorieën en nieuwe filosofieën verkondigen. Dan vragen jullie mij natuurlijk waarom ik de hele wereld over ga, steeds voordrachten houdend. Ik zal jullie zeggen waarom ik dit doe: niet omdat ik volgelingen wil hebben, niet omdat ik een speciale groep van speciale discipelen wil. (Hoe mensen toch anders van hun medemensen willen zijn ondanks dat hun verschillen lachwekkend, absurd en triviaal mogen zijn! Ik wil deze absurditeit niet aanmoedigen.) Ik heb geen discipelen, geen apostelen, noch op aarde, noch op het gebied van spiritualiteit. Ook is het niet de verlokking van het geld of het verlangen om een comfortabel leven te leiden die me aantrekt. Wanneer ik een comfortabel leven zou willen leiden dan zou ik niet naar een Kamp komen of in een vochtig land verblijven! Ik spreek vrijuit want ik wil dit geregeld hebben voor eens en altijd. Ik wil deze kinderachtige discussies niet, jaar na jaar.
Een verslaggever van een krant die me interviewde beschouwde het als een grootse daad om een organisatie op te heffen van duizenden en duizenden leden. Voor hem was dit een grootse daad omdat zoals hij zei “Wat zal je daarna gaan doen, hoe zal je kunnen leven? Je zult geen volgelingen meer hebben, niemand zal nog naar je willen luisteren. ”Wanneer er slechts vijf mensen zijn die willen luisteren, die willen leven, die hun gezichten hebben gericht op de eeuwigheid, dan zal dat toereikend zijn. Wat voor zin heeft het om duizenden te hebben die het niet begrijpen, die volledig ingepakt zijn door vooroordeel, die niet het nieuwe willen, maar liever het nieuwe willen vertalen naar hun eigen steriele, stilstaande zelf? Wanneer ik krachtig spreek, begrijp me dan alstublieft niet verkeerd, het is niet het gevolg van een gebrek aan compassie. Wanneer je naar een chirurg gaat voor een operatie, is het dan niet goedhartig van hem om je te opereren ondanks dat hij je pijn zal doen? Daarom, op gelijke wijze, spreek ik vrijuit. Het is niet vanwege gebrek aan echte affectie – in tegendeel.
Zoals ik gezegd heb, heb ik maar één bedoeling: om de mensheid vrij te maken, hem naar vrijheid aan te sporen, hem te helpen afstand te nemen van alle beperkingen, want alleen dat zal hem eeuwige vreugde geven, zal hem de onvoorwaardelijke realisatie van het zelf schenken.
Omdat ik vrij ben, niet geconditioneerd, heel – niet een deel, niet de betrekkelijke, maar de gehele Waarheid die eeuwig is – wil ik dat zij die mij proberen te begrijpen vrij zijn; niet om mij te volgen, niet om van mij een kooi te maken die een religie zal worden, een sekte. Maar beter zouden ze vrij zijn van alle angsten – van de angst voor religie, van de angst voor redding, van de angst voor spiritualiteit, van de angst voor liefde, van de angst voor de dood, van de angst voor het leven zelf. Zoals een artiest een schilderij maakt omdat hij genoegen schept in dat schilderij, omdat het zijn zelf-expressie is, zijn glorie, zijn welzijn, zo doe ik dit en niet omdat ik ook maar iets van wie dan ook wil. Jullie zijn gewend aan autoriteit of aan de sfeer van autoriteit waarvan jullie denken dat die jullie zal leiden naar spiritualiteit. Jullie denken en hopen dat een ander, door zijn uitzonderlijke krachten – een wonder – jullie naar een gebied kan brengen van eeuwige vrijheid die Vreugde is. Jullie hele blik op het leven is gebaseerd op die autoriteit.
Jullie hebben nu drie jaar naar mij geluisterd zonder dat er enige verandering optrad, behalve bij een paar. Ontleed nu wat ik zeg, wees kritisch zodat je grondig, fundamenteel zult begrijpen. Wanneer je zoekt naar een autoriteit om je naar spiritualiteit te leiden dan ben je automatisch geneigd om een organisatie te vormen rond die autoriteit. Juist door het instellen van deze organisatie die, zo denk je, deze autoriteit zal helpen je naar spiritualiteit te leiden, word je gevangen in een kooi.
Wanneer ik vrijuit praat, onthoud dan dat ik dat doe, niet uit ruwheid, niet uit wreedheid, niet vanwege enthousiasme voor mijn doel, maar omdat ik wil dat jullie begrijpen wat ik zeg. Dat is de reden dat jullie hier zijn en het zou zonde van de tijd zijn wanneer ik mijn zienswijze niet helder en duidelijk zou uitleggen. Gedurende achttien jaar hebben jullie je voorbereid op deze gebeurtenis, op de Komst van de Wereldleraar. Gedurende achttien jaar hebben jullie georganiseerd, hebben jullie gezocht naar iemand die een nieuwe vreugde aan jullie harten en geesten zou geven, die jullie hele leven zou transformeren, die jullie een nieuw begrip zou geven; naar iemand die jullie zou optillen naar een nieuw niveau van leven, die je een nieuwe bemoediging zou geven, die je vrij zou maken – en zie wat er nu gebeurt! Bedenk eens, beredeneer dit voor jezelf, en ontdek in welk opzicht dat geloof je veranderd heeft – niet de oppervlakkige verandering van het dragen van een badge, wat triviaal is, absurd. Op welke manier heeft zo’n geloof alle niet-essentiële dingen van het leven weggevaagd? Dat is de enige manier om het te beoordelen: op welke manier ben je vrijer, voornamer, gevaarlijker voor elke Maatschappij die gebaseerd is op het onware en het niet-essentiële? Hoe zijn de leden van deze organisatie van de Ster anders geworden? Zoals ik zei hebben jullie je achttien jaar voorbereid voor mij. Het maakt me niet uit of jullie geloven dat ik de Wereldleraar ben of niet. Dat is niet erg belangrijk. Omdat jullie behoren tot de organisatie van de Orde van de Ster hebben jullie je sympathie en je energie gegeven, erkennend dat Krishnamurti de Wereldleraar is – gedeeltelijk of geheel: geheel voor hen die echt aan het zoeken zijn, slechts gedeeltelijk voor hen die tevreden zijn met hun eigen halve waarheden.
Jullie hebben je voorbereid gedurende achttien jaar en zie hoeveel moeilijkheden er zijn in de manier van je begrip, hoeveel complicaties, hoeveel triviale dingen. Je vooroordelen, je angsten, je autoriteiten, je oude en nieuwe kerken – deze allemaal, zo beweer ik, zijn een hindernis voor begrip. Ik kan mezelf niet duidelijker uitdrukken dan zo. Ik wil niet dat jullie het met mij eens zijn, ik wil niet dat jullie me volgen, ik wil dat jullie begrijpen wat ik zeg. Dit begrip is nodig omdat je geloof je niet getransformeerd maar je alleen maar ingewikkelder gemaakt heeft en omdat jullie niet bereid zijn om de dingen onder ogen te zien zoals ze zijn. Jullie willen je eigen goden hebben – nieuwe goden in plaats van de oude, nieuwe religies in plaats van de oude, nieuwe vormen in plaats van de oude – allemaal even waardeloos, allemaal barrières, allemaal beperkingen, allemaal steunkrukken. In plaats van oud spiritueel onderscheid hebben jullie nieuw onderscheid, in plaats van oude aanbiddingen hebben jullie nieuwe. Jullie zijn allemaal afhankelijk voor je spiritualiteit van een ander, voor je geluk van een ander, voor je verlichting van een ander; en hoewel jullie je hebben voorbereid op mij gedurende achttien jaar zijn jullie niet bereid het ook te doen wanneer ik jullie zeg dat al deze dingen onnodig zijn, wanneer ik zeg dat je ze allemaal weg moet doen en dat jullie voor de verlichting in jezelf moet zoeken, voor de glorie, voor de zuivering en voor de onkreukbaarheid van het zelf. Er zijn er wellicht een paar, maar weinigen, zeer weinigen. Waarom dan een organisatie?
Waarom hebben onwaarachtige, hypocriete mensen mij gevolgd, de belichaming van Waarheid? Onthoud alstublieft dat ik niet iets ruws of onvriendelijks zeg, maar we hebben een situatie bereikt waarin we de dingen onder ogen moeten zien zoals ze zijn. Ik zei vorig jaar dat ik geen compromis zou sluiten. Zeer weinigen luisterden toen naar me. Dit jaar heb ik het heel duidelijk laten blijken. Ik weet niet hoeveel duizenden mensen over de wereld – leden van de Orde – zich op mij voorbereid hebben gedurende achttien jaar en nu toch niet bereid zijn om onvoorwaardelijk te luisteren, geheel, naar wat ik zeg.
Zoals ik hiervoor zei is mijn bedoeling om de mensheid onvoorwaardelijk vrij te maken, omdat ik beweer dat de enige spiritualiteit de onkreukbaarheid is van het zelf die eeuwig is, is de harmonie tussen rede en liefde. Dit is de absolute, onvoorwaardelijke Waarheid die het Leven zelf is. Daarom wil ik de mensheid vrij maken, erin verheugend zoals een vogel in de heldere lucht, onbezwaard, onafhankelijk, extatisch in die vrijheid. En ik, voor wie jullie je voorbereid hebben gedurende achttien jaar, zeg nu dat jullie vrij moeten zijn van al deze dingen, vrij van jullie complicaties, jullie verwikkelingen. Hiervoor is geen organisatie nodig gebaseerd op spiritueel geloof. Waarom een organisatie behouden voor vijf of tien mensen in de wereld die het begrepen hebben, die worstelen, die alle triviale dingen terzijde geschoven hebben? En voor de zwakke mensen kan er geen organisatie zijn om hen te helpen de Waarheid te vinden, want Waarheid is in iedereen; het is niet ver weg, het is niet dichtbij; het is eeuwig daar.
Organisaties kunnen je niet vrij maken. Niemand van buiten kan je vrij maken; evenzeer kan georganiseerde aanbidding, noch het opofferen van jezelf voor een doel je vrij maken; noch het jezelf tot een organisatie vormen, noch het jezelf in grote projecten storten. Je gebruikt een typemachine om brieven te schrijven, maar je zet die niet op een altaar en aanbidt het. Maar dat is wat je aan het doen bent als organisaties je allereerste zorg zijn.
“Hoeveel leden zijn er?” Dat is de eerste vraag die me gesteld wordt door alle kranten-verslaggevers. “Hoeveel volgelingen hebt u? Aan de hand van hun aantal zullen we beoordelen of wat u zegt waar is of onwaar.” Ik weet niet hoeveel het er zijn. Daar houd ik me niet mee bezig. Zoals ik al zei, als er slechts één mens zou zijn die vrij gemaakt zou zijn, dan zou dat genoeg zijn.
Nogmaals, jullie hebben het idee dat alleen bepaalde mensen de sleutel tot het Rijk van Vreugde bezitten. Niemand bezit hem. Niemand heeft de autoriteit om die sleutel te bezitten. De sleutel is je eigen zelf, en in de ontwikkeling en de zuivering en in de onkreukbaarheid van dat zelf alleen ligt het Rijkdom van Eeuwigheid.
Aldus zullen jullie zien hoe absurd de hele structuur is die jullie hebben gebouwd, zoekend naar hulp van buitenaf, afhankelijk van anderen voor je troost, voor je geluk, voor je kracht. Deze kunnen alleen gevonden worden in onszelf.
Jullie zijn eraan gewend om gezegd te worden hoe ver jullie je ontwikkeld hebben, wat je spirituele status is. Hoe kinderachtig! Wie buiten jezelf kan zeggen of je vanbinnen mooi of lelijk bent? Wie buiten jezelf kan zeggen of je onkreukbaar bent? Jullie zijn niet serieus wat dit soort zaken betreft.
Maar zij die echt verlangen om te begrijpen, die ernaar zoeken om te vinden dat wat eeuwig is, zonder begin en zonder eind, zullen samen hun weg gaan met een grotere intensiteit en zullen een gevaar zijn voor alles dat niet-essentieel is, voor onwerkelijkheden, voor schaduwen. En zij zullen zich concentreren, zij zullen de vlam worden, omdat zij begrijpen. Zo’n “lichaam” moeten we creëren en dat is wat ik voor ogen heb. Vanwege dat echte begrip zal er echte vriendschap zijn. Vanwege die echte vriendschap – die jullie blijkbaar niet kennen – zal er een echte samenwerking zijn van en met iedereen. En dit is niet vanwege autoriteit, vanwege gered te zullen worden, niet vanwege zelfopoffering voor een doel, maar omdat je echt begrijpt en daarom in staat bent om te leven in het eeuwige. Dit is iets groters dan alle genot, dan elke opoffering.
Zo zijn dit een paar van de redenen waarom ik, na zorgvuldige overwegingen gedurende twee jaar, deze beslissing heb genomen. Deze is niet het gevolg van een plotselinge impuls. Ik ben er niet toe overgehaald door wie dan ook. Ik word niet overtuigd wat dit soort dingen betreft. Gedurende twee jaren heb ik hier over nagedacht, langzaam, zorgvuldig, geduldig, en ik heb nu besloten om de Orde op te heffen, omdat ik nu eenmaal haar Hoofd ben. Jullie kunnen andere organisaties vormen en op iemand anders wachten. Daar heb ik niets mee te maken, noch met het maken van nieuwe kooien, nieuwe versieringen voor die kooien. Mijn enige zorg is om de mensheid absoluut, onvoorwaardelijk vrij te maken.”
Bron: deverwanten
Waarheid, zeg ik u, is een land zonder paden, dat langs geen enkele weg, door geen enkele godsdienst, geen enkele sekte, valt te bereiken. […] Omdat waarheid onbegrensd, absoluut en onbenaderbaar is, langs welke weg ook, is ze niet te organiseren. […] Het is mij er niet om begonnen een nieuwe godsdienst of een nieuwe sekte te stichten, of nieuwe theorieën of nieuwe filosofieën in te voeren. Integendeel, het gaat mij om het enige dat wezenlijk belangrijk is: dat de mens echt vrij zal zijn.
Deze woorden sprak Krishnamurti op 3 augustus 1929 tijdens het jaarlijkse kamp van de internationale Orde van de Ster op de Besthmenerberg in Ommen. De orde was in 1911 opgericht in het Indische Benares door leiders van de Theosofische Vereniging, die streefde naar een nieuwe geestelijke wereldorde op basis van de kernwaarden uit de westerse en oosterse religies. De theosofen geloofden dat na de eerdere boodschappers Krishna en Jezus Christus aan het begin van de 20ste eeuw een derde wereldleider zou opstaan. In een smerig en ondervoed jongetje op een strand in India meende één van hen de nieuwe Ster van het Oosten te herkennen: Jiddu Krishnamurti. De jonge goeroe kwam aan het hoofd te staan van een nieuwe internationale orde.
In 1920 woonde Philip van Pallandt van Eerde een lezing van Krishnamurti bij in Londen. Van Pallandt droeg de theosofie een warm hart toe. Hij raakte diep onder de indruk van Krishnamurti, die geestelijke vrijheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid predikte. Al jaren zocht hij een geschikte bestemming voor zijn landgoed. Hij besloot al zijn onroerend goederen aan Krishnamurti te schenken. Aangezien deze geen persoonlijke eigendommen wenste te bezitten, werd de schenking ondergebracht in de Eerde Stichting met als doel "de bevordering der levensleer van onbaatzuchtigheid en liefde tot alle medeschepselen ter effening van de weg tot Wereldbroederschap". In Ommen keken de mensen vreemd op van deze stap. Het hervormde kerkbestuur besloot Van Pallandt als vooraanstaande theosoof in 1926 niet te herkiezen als president-kerkvoogd. De baron zelf zag het probleem niet. Theosofie was in zijn ogen geen godsdienst, maar een wijsbegeerte. "Als iedereen die zich Christen noemt nu maar minder over de leer sprak, maar meer er naar leefde, dan zouden al die verschillen niet bestaan. Want het spreken over een leer verdeelt de menschen maar het leven van de leer vereenigt hen", schreef hij.
De Orde van de Ster van het Oosten besloot in 1923 Eerde tot hoofdkwartier van de beweging in te richten. Krishnamurti en zijn staf namen er hun intrek. Er ontstonden zelfs plannen om hier een "Geestelijk Wereldcentrum" te stichten, inclusief arbeiderswoningen, fabrieken en scholen naar de opvattingen van de orde. De plannen beperkten zich vooralsnog tot de oprichting van een school, genoemd naar de wijsgeer Pythagoras. Bovendien organiseerde de orde vanaf 1924 een jaarlijks Sterkamp in Ommen. De kampplaats op de noordoosthelling van de Besthmenerberg groeide in de loop van de jaren uit tot een dorpje met semi-permanente gebouwen en eigen infrastructuur. Hoogtepunt van een Sterkampdag was de toespraak die Krishnamurti tijdens het avondlijk kampvuur hield. Duizenden mensen kwamen vanuit alle uithoeken in de wereld naar Eerde om te luisteren naar de nieuwe wereldleraar. In 1929 waren er bijvoorbeeld 3.000 mensen bijeen uit 50 verschillende landen. De bezoekers kwamen meestal met de trein aan. Ommen werd een wereldwijd begrip. "Laat ieder Sterlid in Europa denken aan Ommen-Eerde als het werkelijk hart van het werk van de Ster in de westerse wereld. Eenmaal zal het een van de grote bedevaartsplaatsen van de wereld worden", klonk het in 1925.
De beminnelijke Krishnamurti werd door zijn aanhangers op handen gedragen. In 1927 verklaarde de Orde van de Ster dat de toevoeging "in het oosten" niet meer van toepassing was: Krishnamurti werd uitgeroepen tot de nieuwe geestelijke wereldleider. Maar Krishnamurti zelf keerde zich geleidelijk juist tegen de verheerlijking van zijn persoon. Het stond de individuele vrijheid van zijn volgelingen in de weg, meende hij. Als uiterste consequentie van zijn eigen overtuiging zag hij zich gedwongen zijn bloeiende orde op te heffen. Dit onverwachte besluit maakte ook een einde aan de rol van Ommen als internationaal centrum van de beweging. De Eerde Stichting gaf het landgoed terug aan de schenker. Alleen het kampterrein bleef van de stichting, die hier tot 1938 sterkampen organiseerde. In de oorlog richtte de Duitse bezetter het terrein in als strafkamp. Na de oorlog kwam er een vakantiepark onder de naam Vacantievreugd.
Bron: canon van Nederland
De Club des Cordeliers, officieel Société des droits de l'homme et du citoyen geheten ("Maatschappij voor de Rechten van de Mens en de Burger"), was een radicaal gezelschap tijdens Franse Revolutie. De club verspreidde ideeën over vrijheid, gelijkheid en broederschap. Hij zag als taak een toeziend oog op de revolutie te houden en waakzaam te zijn tegen misbruik van macht.
Karl Heinrich Marx (Trier, 5 mei 1818 – Londen, 14 maart 1883) was een Duits denker die de (politieke) filosofie, de economie, de sociologie, de journalistiek en de historiografie sterk heeft beïnvloed. Hij was een grondlegger van de arbeidersbeweging en een centraal figuur in de geschiedenis van het socialisme en het communisme. Marx woonde en werkte in Duitsland, in Frankrijk, in België, en Engeland. Zijn bewogen leven deelde hij met zijn vrouw Jenny von Westphalen en met zijn vriend Friedrich Engels, die hem zijn hele leven steunde – ook financieel – en die na Marx' dood zijn werken persklaar maakte.
Als Marx' belangrijkste werk wordt meestal Das Kapital (of in het Nederlands: Het Kapitaal) beschouwd. Daarnaast is zijn Communistisch Manifest (met Friedrich Engels) wereldberoemd.
Op het werk en de denkbeelden van Karl Marx (en Friedrich Engels) is het marxisme gebaseerd.
Friedrich Engels (Barmen (Wuppertal), 28 november 1820 - Londen, 5 augustus 1895) was een Duitse industrieel, sociaal wetenschapper, auteur en filosoof. Als politiek (socialistisch) theoreticus was hij in de 19e eeuw ten tijde van de Industriële Revolutie en het rijzen van het daardoor ontstane sociale vraagstuk omtrent het lot van de snelgroeiende arbeidersklasse de stichter van de marxistische theorie, samen met Karl Marx. In 1845 publiceerde hij De Toestand van de Arbeidersklasse in Engeland, gebaseerd op persoonlijke waarnemingen en onderzoek. In het "revolutiejaar" 1848 was hij medeauteur van Het Communistisch Manifest samen met Karl Marx, en later steunde hij Marx financieel om onderzoek te doen en Het Kapitaal te schrijven. Na Marx' dood in 1883 bewerkte hij het tweede en derde deel. Bovendien organiseerde Engels Marx' nota's over de "Theorieën over de Meerwaarde" en dit door hem verzameld en geredigeerd materiaal werd later gepubliceerd als het "vierde deel" van Het Kapitaal.
Jan van de Venis
Jan van de Venis is oud-advocaat en eigenaar van JustLaw. Dit gespecialiseerde kantoor richt zich op hoe het recht en mensenrechten kunnen werken vóór duurzame ontwikkeling en de mooist mogelijke toekomst voor al het leven. Hij was werkzaam in de commerciële advocatuur, als advocaat in loondienst bij Greenpeace International, en werkt voor diverse NGOs, de VN, politici en in het publiek bestuur. Jan kent de corporate, goede doelen en publieke wereld van binnenuit.
Steeds vaker spelen de rechten van kinderen, toekomstige generaties en de natuur in zijn werk een grote rol. Inhoudelijk, als jurist, maar ook als inspirerend spreker en dagvoorzitter.
Ook als waarnemend Ombudspersoon Toekomstige Generaties houdt Jan van de Venis zich bezig met de vraag: ‘hoe kunnen we ethiek en recht in werk en privé laten werken zodat we nu een rechtvaardige, duurzame en inclusieve maatschappij creëren en een gezonde en biodiverse planeet doorgeven aan toekomstige generaties?’ Mensenrechten, kinderrechten, rechten van toekomstige generaties en ‘RechtenvoordeNatuur’ helpen daarbij.
Bron: "de Spreker"
Jean-Pierre Geelen (Zwijndrecht, 22 april 1964) is een Nederlands journalist en columnist, die sinds 2001 voor het dagblad de Volkskrant werkzaam is. In eerste instantie werkte hij enkel als redacteur; van begin 2009 tot eind 2015 was hij tv-criticus van de Volkskrant. Sinds 1 januari 2016 is Geelen dagelijks columnist in het katern V van die krant. Hij schrijft daarin onder meer over media, kunst en cultuur. Hij was in de periode augustus 2017 tot zomer 2019 Ombudsman bij de Volkskrant.
Erik Kaptein studeerde in 1982 af aan de Wageningen Universiteit & Research als landschapsarchitect. Hierna werkte hij als wetenschappelijk medewerker aan zijn promotieonderzoek naar landschappelijke woonvormen. In zijn verdere loopbaan bij diverse ruimtelijke adviesbureaus en overheden staat de relatie tussen de mens en de levende natuur centraal.
Stone, Christopher D. Moeten bomen blijven staan? Recht, moraal en milieu. Oxford: Oxford University Press, 2010.
“Moeten bomen staan, oorspronkelijk gepubliceerd in 1972 was een verzamelpunt voor de toen opkomende milieubeweging, die een wereldwijd debat op gang bracht over de fundamentele aard van wettelijke rechten, dat ook het Amerikaanse Hooggerechtshof bereikte. Nu, in de vijfendertigste jubileumeditie, actualiseert Christopher D. Stone zijn oorspronkelijke proefschrift en onderzoekt hij de impact die zijn ideeën hebben gehad op de rechtbanken, de academie en de samenleving als geheel. De kern van het boek is een overtuigend argument dat het milieu wettelijke rechten moet krijgen.
Voor de nieuwe editie onderzoekt Stone een verscheidenheid aan recente gevallen en actuele gebeurtenissen – en aanverwante onderwerpen zoals klimaatverandering en de bescherming van de oceanen – en biedt een overzicht van het verleden en een glimp van de toekomst van de milieubeweging.
René Descartes (La Haye en Touraine, 31 maart 1596 – Stockholm, 11 februari 1650) was een uit Frankrijk afkomstige filosoof en wiskundige, die een groot deel van zijn leven in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden woonde. Zijn benadering van het probleem van de kennis en de aard van de menselijke geest speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de filosofie. Hij is bekend om zijn uitspraak "Cogito, ergo sum"[en wordt algemeen beschouwd als de vader van de moderne filosofie. Hij was een van de eersten die de filosofie van Aristoteles niet alleen verwierp, maar ook verving door een eigen filosofisch systeem. Daarmee legde hij de basis voor de 17e-eeuwse stroming van het rationalisme. Descartes was sterk beïnvloed door de vooruitgang in de natuur- en sterrenkunde en een van de centrale figuren van de wetenschappelijke revolutie. Hij gaf voor het eerst een idee van wat de natuurwetenschap in de toekomst zou bieden. Zijn Verhandeling over de methode (1637) behoort tot zijn invloedrijkste werk.
Het orphisme (ook gespeld als orfisme) was de naam van een godsdienstig-wijsgerige beweging die zich in het oude Griekenland verspreidde aan het begin van de 6e eeuw v.Chr.
De oorsprong van de leer ligt in Thracië, het geboorteland van de mythische dichter-zanger Orpheus. Deze zou volgens de overlevering de mysteriën van de Egyptenaren bekendheid gegeven hebben bij de Grieken. De orphisten legden de nadruk op de goddelijke natuur in de mens en dus op zijn onsterfelijkheid en zijn voortbestaan buiten de aarde. Volgens hun leer kan de mens door zijn levenswandel invloed uitoefenen op zijn lot na zijn dood. Een orphisch dogma was ook de reïncarnatie: het lichaam was een kerker voor de ziel, die door een reeks wedergeboorten gelouterd moest worden.
Het orphisme stond ver buiten de ideologie en de praktijk van de traditionele Griekse godsdienst. De ingewijden noemden zich "de zuiveren" (in het Grieks katharoi, waarvan in latere tijden het woord "ketter(s)" is afgeleid), waren verenigd in broederschappen en beschouwden zich als uitverkorenen. De orphici onderhielden ook een geheime cultus, waarover wij slechts weinig weten, door de algemene plicht tot geheimhouding.
De invloed van het Orphisme op het volksgeloof was gering, maar op filosofische stelsels heeft het wel ingrijpende invloed uitgeoefend. De leer van Pythagoras, Heraclitus en van Plato, maar ook van het christendom (althans wat de opvatting over de ziel betreft), lijkt op sommige punten erg beïnvloed door orphische denkbeelden.
Mohandas Karamchand Gandhi (Porbandar, 2 oktober 1869 – New Delhi, 30 januari 1948), vaak Mahatma Gandhi genoemd, was een Indiase jurist en politicus, die nationaal en spiritueel leider van India werd.
Na een rechtenstudie in Engeland vertrok Gandhi naar Zuid-Afrika, waar hij zich voor de Indiase bevolkingsgroep inzette. Na terugkeer in India werd hij leider in de Indiase onafhankelijkheidsstrijd. Mahatma Gandhi was een van de grondleggers van de moderne staat India en voorstander van actieve geweldloosheid als middel voor revolutie.
Gandhi spande zich ook in voor verzoening tussen hindoes en moslims in India. Hij werd in 1948 in New Delhi vermoord door een extremistische hindoe. Zijn geboortedag wordt gevierd als Gandhi Jayanti. Bij Raj Ghat, een monument pal aan de rivier de Yamuna in New Delhi, wordt zijn favoriete lied Raghupati Raghava gezongen en wordt op de ouderwetse wijze katoen gesponnen.
Vasil Levski geboren als Vasil Ivanov Koentsjev (Karlovo, 18 juli 1837 - Sofia, 18 februari 1873), was een Bulgaarse revolutionair en is de nationale held van Bulgarije. Levski ideologiseerde en strategiseerde een revolutionaire beweging om Bulgarije te bevrijden van de Ottomaanse heerschappij. Levski richtte een revolutionaire organisatie op en probeerde een landelijke opstand via een netwerk van geheime regionale comités aan te wakkeren.
Kali yuga Sanskriet: kali yuga, tijdperk van Kali (niet te verwarren met de godin Kālī), ook bekend als het Duistere Tijdperk, Tijdperk der Ontucht of ijzeren tijdperk is volgens het hindoeïsme de vierde en laatste van de cyclische tijdperken
In het eerste regeringsjaar van koning Belsazar had Daniël een droom. Hij kreeg visioenen terwijl hij op bed lag en schreef ze later op. Dit is het verslag van wat hij droomde.
In mijn nachtelijke droom zag ik de winden uit alle vier de windstreken losbarsten in een hevige storm die de grote zee geselde. Vier grote dieren rezen op uit het water, alle vier verschillend.De eerste zag eruit als een leeuw, maar had ook arendsvleugels! Terwijl ik bleef kijken, werden zijn vleugels uitgerukt. Hij kon niet langer vliegen, maar werd opgetild en op zijn voeten overeind gezet als een mens en kreeg het verstand van een mens. Het tweede dier leek op een beer. Hij had zijn ene poot opgeheven en hield drie ribben in zijn bek. Ik hoorde een stem zeggen: ‘Sta op! Eet veel vlees!’ Daarna keek ik naar het derde dier. Dit zag eruit als een panter, maar op zijn rug zaten vier vleugels als van een vogel en hij had vier koppen. Hem werd veel macht gegeven.
Terwijl ik toekeek in mijn droom, zag ik een vierde dier. Hij was afschrikwekkend en zag er geweldig sterk uit! Hij verscheurde zijn voedsel met zijn grote ijzeren tanden en het overige vertrapte hij onder zijn poten. Dit dier was heel anders dan de vorige dieren en had tien horens. Terwijl ik op de horens lette, verscheen er plotseling een andere kleine hoorn tussen. Drie van de eerste horens werden ervoor uitgerukt. Deze kleine hoorn had ogen die leken op mensenogen en een mond die allerlei grootspraak uitsloeg.
Ik keek toe hoe er tronen werden neergezet en er een Hoogbejaarde plaatsnam. Zijn kleren waren sneeuwwit en zijn haar wit als zuivere wol. Hij zat op een vlammende troon die op eveneens vlammende wielen reed. Een vuurstroom steeg naar boven en vloeide voor Hem uit. Miljoenen dienden Hem en miljarden mensen stonden vóór Hem. Het gerechtshof ging zitten en de boeken werden geopend. Terwijl ik keek, hoorde ik de overmoedige woorden van de hoorn van het vierde dier. Ik bleef kijken tot hij werd gedood en zijn lichaam werd verbrand. Wat de drie andere dieren betreft: hun werd hun macht ontnomen, maar zij mochten nog enige tijd blijven leven.
Daarna zag ik in mijn droom de aankomst van iemand die er uitzag als een Mensenzoon. Hij kwam op de wolken van de hemel en werd naar de Hoogbejaarde geleid. Hij ontving macht en heerschappij om te regeren en werd overladen met eerbewijzen. Mensen van allerlei verschillende volken en talen dienden Hem. Hij zal eeuwig heersen en aan zijn macht zal geen einde komen. Zijn koningschap is zó geweldig dat het nooit ten val zal komen.
Ik, Daniël, was diep onder de indruk door alles wat ik had gezien en de visioenen brachten me in verwarring. Daarom ging ik naar een van de omstanders en vroeg hem naar de betekenis van dit alles. Hij legde het mij uit. ‘Die vier grote dieren,’ zei hij, ‘verbeelden vier koningen die uit de aarde zullen opkomen en heersen. Daarna zal het heilige volk van God, de Allerhoogste, de macht krijgen en de wereld voor altijd regeren, tot in alle eeuwigheid.’ Toen vroeg ik wat dat vierde dier te betekenen had dat zo verschilde van de andere dieren en er zo gruwelijk uitzag met zijn ijzeren tanden en koperen klauwen, waarmee hij zijn voedsel verscheurde en het overige vertrapte onder zijn poten. Ik vroeg ook naar de betekenis van de tien horens op zijn kop en van die ene hoorn die later opkwam en waarvoor er drie uitvielen. En waarom hij ogen had en een mond die brallerige taal uitsloeg en waarom hij groter was dan de anderen. Want ik had gezien dat deze hoorn vocht tegen de heiligen en van hen won, tot de Hoogbejaarde kwam en zijn heiligen de overwinning gaf. Toen was het moment aangebroken waarop zij de macht kregen. ‘Dat vierde dier,’ vertelde hij mij, ‘is de vierde wereldmacht die de aarde zal regeren. Het zal verschillen van alle andere. Het zal de hele wereld verslinden en alles vertrappen en vernietigen. Zijn tien horens zijn tien koningen die in dat rijk zullen opstaan. Dan zal er nog een koning opstaan die verschilt van de anderen en drie van hen ten val zal brengen. Hij zal tekeer gaan tegen God, de Allerhoogste, en zijn heiligen achtervolgen. Hij zal proberen alle wetten, regels en gebruiken te veranderen. Drieënhalf jaar lang zullen de heiligen aan zijn grillen worden overgeleverd. Maar dan zal er een rechtszitting zijn en hem zal zijn macht ontnomen worden, hij zal voor eeuwig vernietigd worden. Alle naties, koningen en grootheden onder de hemel zullen hun macht kwijtraken aan het heilige volk van God. Hij zal voor eeuwig over alles en iedereen regeren en alle machthebbers zullen Hem dienen en gehoorzamen.’
Dit was het einde van de droom. Bij het ontwaken verkeerde ik, Daniël, in grote verwarring. Ik was helemaal ontdaan, maar vertelde niemand wat ik had gezien.
Lemurië is een fictief of een hypothetisch verloren land of continent, dat zich volgens uiteenlopende verhalen zou hebben bevonden in de Indische Oceaan of in de Grote Oceaan. Het concept van Lemurië dateert uit de 19e eeuw, en komt voort uit pogingen van geleerden uit die tijd om onder andere de grote biogeografische overeenkomsten tussen India en Madagaskar te verklaren.
1 Over de gaven van de Geest, broeders en zusters, wil ik u het volgende zeggen.
2 Zoals u weet was u in de tijd dat u nog niet geloofde volledig in de ban van de afgoden, die taal noch teken geven.
3 Daarom zeg ik u nadrukkelijk: niemand kan door toedoen van de Geest van God zeggen: ‘Vervloekt is Jezus,’ en niemand kan zeggen: ‘Jezus is de Heer,’ behalve door toedoen van de heilige Geest.
4 Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest;
5 er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer;
6 er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is één God die ze allemaal en bij iedereen teweegbrengt.
7 In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente.
8 Aan de een wordt door de Geest het verkondigen van wijsheid geschonken, aan de ander door diezelfde Geest het overdragen van kennis;
9 de een ontvangt van de Geest een groot geloof, de ander de gave om te genezen;
10 en weer anderen de kracht om wonderen te verrichten, om te profeteren, om te beoordelen of een profetie van de Geest afkomstig is, om in klanktaal te spreken of om klanktaal uit te leggen.
11 Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals Hij wil.
12 Een lichaam is een eenheid die uit vele delen bestaat; ondanks hun veelheid vormen al die delen samen één lichaam. Zo is het ook met het lichaam van Christus.
13 Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden; of we nu Joden of Grieken zijn, slaven of vrije mensen, we zijn allen van één Geest doordrenkt.
14 Tegelijk bestaat een lichaam niet uit één deel, maar uit vele.
15 Als de voet zou zeggen: ‘Ik ben geen hand, dus ik hoor niet bij het lichaam,’ hoort hij er dan werkelijk niet bij?
16 En als het oor zou zeggen: ‘Ik ben geen oog, dus ik hoor niet bij het lichaam,’ hoort het er dan werkelijk niet bij?
17 Als het hele lichaam oog zou zijn, waarmee zou het dan kunnen horen? Als het hele lichaam oor zou zijn, waarmee zou het dan kunnen ruiken?
18 Maar God heeft juist alle lichaamsdelen hun eigen plaats gegeven, precies zoals Hij dat wilde.
19 Als ze met elkaar slechts één lichaamsdeel zouden vormen, zou dat dan een lichaam zijn?
20 Het is juist zo dat er een groot aantal delen is en dat die met elkaar één lichaam vormen.
21 Het oog kan niet tegen de hand zeggen: ‘Ik heb je niet nodig,’ en evenmin kan het hoofd tegen de voeten zeggen: ‘Ik heb jullie niet nodig.’
22 Integendeel, juist die delen van het lichaam die het zwakst lijken zijn het meest noodzakelijk.
23 De delen van ons lichaam waarvoor we ons schamen en die we liever bedekken, behandelen we zorgvuldiger en met meer respect
24 dan die waarvoor we ons niet schamen. Die hebben dat niet nodig. God heeft ons lichaam zo samengesteld dat de delen die het nodig hebben ook zorgvuldiger behandeld worden,
25 zodat het lichaam niet zijn samenhang verliest, maar alle delen elkaar met dezelfde zorg omringen.
26 Wanneer één lichaamsdeel pijn lijdt, lijden alle andere mee; wanneer één lichaamsdeel met respect behandeld wordt, delen alle andere in die vreugde.
27 Welnu, u bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit.
Het omegapunt is een door de Franse filosoof en theoloog Pierre Teilhard de Chardin bedachte term die een eindmoment in het evolutieproces aangeeft. De term is afgeleid van "Alfa en Omega", een uitdrukking uit het christendom die "God van het begin tot het einde" symboliseert. De alfa en de omega zijn de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet.
Teilhard de Chardin probeerde de evolutie-ideeën met het christelijke gedachtegoed te verenigen en zag het leven en de kosmos als voortdurende beweging onder God, die nog niet op de eindbestemming was aangeland. De mens is volgens hem al boven het dierlijke leven uitgestegen maar heeft de potentie boven zichzelf en de kosmos uit te stijgen naar het omegapunt, de organische, sociale en geestelijke integratie van de mensheid in haar geheel en uiteindelijk de eenwording met het universum.
De heerlijkheid van Sion
1Sta op, word verlicht, want uw licht komten de heerlijkheid van de HEERE gaat over u op.
2Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken en donkere wolken de volken, maar over u zal de HEERE opgaanen Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.
3En heidenvolken zullen naar uw licht gaan en koningen naar de glans van uw dageraad.
4Sla uw ogen op, kijk om u heen en zie: zij allen zijn bijeengekomen, zij komen naar u toe. Uw zonen zullen van verre komen en uw dochters zullen op de heup gedragen worden.
5Dan zult u het zien en stralen,uw hart zal diep ontzag hebben en zich verruimen, want de menigte van de zee zal zich naar u toekeren, het vermogen van de heidenvolken zal naar u toe komen.
6Een menigte kamelen zal u bedekken,de jonge kamelen van Midian en Efa.Zij allen uit Sjeba zullen komen, goud en wierook zullen zij aandragen,zij zullen de loffelijke daden van de HEERE boodschappen.
7Alle schapen van Kedar zullen voor u bijeengebracht worden,de rammen van Nebajoth staan u ten dienste; ze zullen als een welgevallig offer komen op Mijn altaaren Ik zal aan Mijn luisterrijk huis aanzien geven.
8Wie zijn dezen, die daar komen aangevlogen als een wolk,als duiven naar hun til?
9Voorzeker, de kustlanden zullen Mij verwachten, en de schepen van Tarsis zullen de eerste zijn om uw kinderen van verre te brengen,hun zilver en hun goud met hen, naar de Naam van de HEERE, uw God,naar de Heilige van Israël, want Hij heeft u verheerlijkt.
10Vreemdelingen zullen uw muren herbouwen en hun koningen zullen u dienen, want in Mijn grote toorn heb Ik u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd.
11Uw poorten zullen steeds openstaan; dag en nacht zullen ze niet gesloten worden, opdat men het vermogen van de heidenvolken naar u toe zal brengen en hun koningen naar u toe geleid zullen worden.
12Want het volk en het koninkrijk die u niet zullen dienen, zullen vergaan en die volken zullen totaal verwoest worden.
13De luister van de Libanon zal naar u toe komen, cipres, plataan en dennenboom tezamen, om de plaats van Mijn heiligdom aanzien te geven, en Ik zal de plaats van Mijn voeten verheerlijken.
14Ook zullen, zich buigend, naar u toe komen de kinderen van hen die u onderdrukt hebben, en allen die u verworpen hebben, zullen zich neerbuigen aan uw voetzolen, en zij zullen u noemen: Stad van de HEERE, het Sion van de Heilige van Israël.
15In plaats van dat u verlaten en gehaat bent geweest, zodat niemand door u heen trok, zal Ik u tot een eeuwige glorie maken, tot een vreugde van generatie op generatie.
16U zult de melk van de heidenvolken zuigen, ja, u zult aan de borst van koningen zuigen; dan zult u weten dat Ik, de HEERE, uw Heiland ben, en uw Verlosser, de Machtige van Jakob.
17In plaats van koper zal Ik goud brengen, in plaats van ijzer zal Ik zilver brengen, in plaats van hout koper, in plaats van stenen ijzer. En als uw opzichter stel Ik vrede aan en als uw opzieners gerechtigheid.
18Er zal niet meer gehoord worden van geweld in uw land, van verwoesting of rampen binnen uw grenzen, maar uw muren zult u noemen Heil, en uw poorten Lof.
19De zon zal voor u niet meer zijn tot een licht overdag en als een schijnsel zal u de maan niet verlichten, maar de HEERE zal voor u zijn tot een eeuwig licht en uw God tot uw sieraad.
20Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan zal zijn licht niet intrekken, want de HEERE zal voor u tot een eeuwig licht zijn en aan de dagen van uw rouw zal een einde komen.
21Uw volk, zij allen zullen rechtvaardigen zijn, voor eeuwig zullen zij de aarde in bezit nemen. Zij zullen een stekje zijn, door Mij geplant, een werk van Mijn handen, opdat Ik verheerlijkt zal worden.
22De kleinste zal tot duizend worden en de minste tot een machtig volk; Ík, de HEERE, zal dit te zijner tijd spoedig doen komen.
50000) Quaoar (kwa-war uitgesproken) is een planetoïde van het type cubewano in de Kuipergordel op 6,5 miljard km van de zon. De planetoïde werd op 4 juni 2002 ontdekt door Michael Brown en Chadwick Trujillo van het California Institute of Technology. De planetoïde bevond zich op foto's gemaakt door de Samuel Oschintelescoop van de Palomarsterrenwacht (San Diego) en kreeg de voorlopige naam 2002 LM60. Quaoar is ongeveer half zo groot als Pluto en was het grootste nieuwe object dat in het zonnestelsel is ontdekt tussen Pluto in 1930 en Sedna in november 2003. Quaoars baan om de zon is veel minder excentrisch dan de baan van Pluto en helt ook minder (Quaoar 8 graden, Pluto 17 graden). Quaoar heeft (net als Saturnus) een ring; iets dat volgens de huidige inzichten in de zwaartekrachttheorie eigenlijk niet zou kunnen
Quaouar heeft een maantje, Weywot, ontdekt in 2006.
90377 Sedna[1] (symbool: )s een planetoïde in het zonnestelsel. Sedna werd ontdekt op 14 november 2003 met de Palomar QUEST-camera en de Samuel Oschintelescoop op Mount Palomar, door een team van het California Institute of Technology onder leiding van Michael Brown. Vooraleer het transneptunisch object z'n naam kreeg, had het als voorlopige benaming 2003 VB12 gekregen. De planetoïde Sedna is genoemd naar de Inuit-godin Sedna. De naam Sedna werd op 28 september 2004 officieel erkend door het Minor Planet Center van de IAU en verving hiermee de voorlopige naam 2003 VB12.
Het hersenaanhangsel of de hypofyse is een klier midden in het hoofd, onder de hersenen, die vele hormonen afscheidt. De hypofyse vervult een belangrijke rol bij de regulering van een groot aantal hormonen. De klier is ongeveer zo groot als een kikkererwt (diameter circa één centimeter) en is gelegen in een holte in de schedelbasis (het Turkse zadel of sella Turcica in het Latijn), achter de neusrug. In het menselijk lichaam weegt hij ongeveer 0,5 gram. De hypofyse scheidt 9 hormonen af die de homeostase reguleren. De achterkwab van de hypofyse behoort tot het diëncephalon. Bij de aanleg in de embryonale fase wordt de voorkwab van de hypofyse gevormd uit een stukje epitheel van het monddak; het zakje van Rathke.
De hypofyse is opgebouwd uit drie delen:
De middenkwab is bij mensen bijna niet aanwezig. Bij sommige diersoorten is deze echter relatief groter. De middenkwab maakt α-MSH (melanocyt-stimulerend hormoon) uit de neurotransmitter corticotropine.
De achterkwab van de hypofyse staat met lange axonen direct in verbinding met de hypothalamus. De voorkwab van de hypofyse is via een poortaderstelsel verbonden met de hypothalamus. Deze reageert op hormonen in het bloed en stuurt hormonen naar de hypofyse wanneer er meer of minder van een hormoon nodig is. Via de hypofysesteel komt onder andere dopamine in de hypofyse terecht dat de afgifte van prolactine remt.
De pijnappelklier of epifyse is een endocriene klier in de hersenen. De epifyse bevindt zich onder het corpus callosum (de hersenbalk) en aan de bovenkant van de derde ventrikel. Als orgaan heeft het zich bij "hogere" gewervelde dieren (zoogdieren) ontwikkeld uit het zogeheten derde oog, kruinoog of organum pineale, zoals bij vissen, amfibieën, reptielen en vogels. Bij deze dieren is het in de eerste plaats een lichtgevoelig orgaan. Bij kinderen is de epifyse goed ontwikkeld, maar na de puberteit wordt hij kleiner, en bij oudere mensen is de klier vaak verkalkt en niet meer functioneel.
Transfiguratie is een gnostieke methode tot het volvoeren van het endura, dit is het volkomen vervangen van de sterfelijke, afgescheiden, aardgebonden mens door de onsterfelijke, oorspronkelijke, goddelijke mens, de ware Geest-mens volgens het goddelijke scheppingsplan.
Het is niet onmogelijk dat enkelen onder u bij deze verklaring een gevoel van diepe teleurstelling niet kunnen weerhouden, omdat in een hoekje van hun bewustzijn nog altijd de overweging woont, dat zij door transfiguratie het eigen zelf op de een of andere wijze veilig kunnen stellen.
Zij vertalen dan het bekende woord van Jezus de Heer op hun eigen manier: Wie zijn leven zal willen verliezen door het endura, zal het behouden door transfiguratie. Waar echter transfiguratie niet anders bedoelt te zijn dan het endura zelf, kan datgene wat door Jezus’ woord behouden blijft, zeker geen betrekking hebben op ook maar enig aanzicht van het dialectische wezen.
Toch heeft het endura niet de betekenis van zonder meer dood zijn, begrepen naar de natuur. Het dialectische ik, als centraal bewustzijn van de persoonlijkheid, kan in de kandidaat volledig gestorven en verdwenen zijn, terwijl toch de oude persoonlijkheid van de natuur nog leeft!
De persoonlijkheidsopheffing zelf, door het uiteenvallen van de stof, kan later komen, liefst veel later; want hoe nuttig en waardevol is het de oude persoonlijkheid nog te kunnen gebruiken in dienst van het Heilige Werk, voor het vissen van mensen uit de levenszee van de doodsnatuur!
Neen, waar het om gaat, is de noodzaak de Ziel te doen leven en zijn, en aan haar geheel en al de regering, de leiding, over te dragen van de gehele zijnsstaat, en niets anders meer te kunnen en te willen dan die leiding volkomen te aanvaarden.
Zo komt de kandidaat dan in de toestand van Paulus: niet meer ik, doch Christus in mij. Daarmee bedoelt hij niet dat in het natuur-ik ook nog zoiets als een Christus-aspect verborgen zou liggen, doch hij is gericht op de in zijn microkosmos gewekte herboren Ziel!
Geen enkel bewustzijnsdeel van het dialectische wezen kan gekoesterd worden op deze weg. Het is slechts mogelijk nog gedurende lange tijd het oude persoonlijkheidswezen te handhaven onder leiding van de verborgen Ziel. Zoals wij dat ook zien in de figuren van Johannes de Doper en Jezus de Heer, die in evangelische zin lange tijd als twee afzonderlijke wezensheden bestaan, totdat de eerste zijn persoonlijkheidstaak ten volle verricht heeft.
En zo verstaan wij dan dat wat behouden blijft, is ‘Het’, de Ziel, eeuwig levende in wat Lao Zi aanduidt als Tao. De weg van het endura door transfiguratie is de enige logische, natuurlijke en geadelde weg om de vloek van ons bestaan op te heffen, en tot een verantwoorde oplossing van het mensheidsprobleem te komen.
Wij zeggen u dit met nadruk, omdat door de eeuwen heen het pad van de gnosis steeds als een zeer onnatuurlijke weg werd gebrandmerkt; doch het volgen van het pad van onze roeping van Godswege kan nimmer tegennatuurlijk zijn, ook al zal vele malen de schijn dit doen veronderstellen.
Denkt u maar eens aan de alom bekende verschijnselen van de stofwisseling. Men heeft meermalen kunnen vaststellen dat iedere cel van onze persoonlijkheid in de loop van een aantal jaren wordt vernieuwd. Zeker is dat in een tijdvak van zeven jaren een geheel nieuwe structuur van het lichaam tot stand gekomen is; en zodra die nieuwe structuur aanwezig is, is tegelijkertijd het proces van een nieuwe vervangingsreis inmiddels reeds aangevangen. Totdat die stofwisselingsprocedure, bij het klimmen van de jaren en bij het afnemen van de vitaliteit al trager en trager wordt, verkalkingen en andere degeneraties vertonen gaat, en het onontkoombare moment komt, dat het definitief stokt, en zijn wetmatig einde neemt.
En het resultaat is niets, absoluut niets. Hier is dan geen sprake van een dood die voert tot een overwinning.
Hoe anders is het bij het endura door transfiguratie! Dit proces brengt ook een stofwisseling; doch wat voor een! De atomen en cellen van de gehele persoonlijkheid worden door de transfiguratie veranderd en geladen met Mercurius-kracht, de kracht van de onsterfelijke Menswording.
Door deze stofwisseling verliest de dialectische persoonlijkheid haar natuurgeboren karakter en het gehele wezen gaat veranderen. De Mercurius-kracht concentreert zich vooral in het hoofdheiligdom en verandert daar vrijwel alle hersenorganen, tengevolge waarvan een nieuw bewustzijnsvermogen ontstaat.
Tot aan de uiterste grenzen van een zeer merkwaardig kunnen zet deze verandering door, zo dat nagenoeg het gehele typische eigen van het dialectische zelf verdwenen is. Het dialectische zelf verliest zijn greep op de gehele microkosmos. Het kan de eigen natuur niet meer vasthouden. Het is geneutraliseerd. Op hetzelfde moment, als door een machtig Vuur gedreven, komt daar vrij het Vlammenlichaam van de Zielemens.
Zo heeft, door nieuwe stofwisseling, de pelgrim zijn typische dialectische zelf verloren en tegelijkertijd is daardoor het Ware Zelf wedergeboren. Dan kan de pelgrim, na zijn taak te hebben vervuld, als een waarachtige dienaar heengaan. In een dood, die het Ware Ene Leven heeft gebracht.
Bron: Transfiguratie, Catharose de Petri
De Van Allengordels, ook stralingsgordels of deeltjesgordels genoemd, zijn twee gordels van geladen deeltjes (vnl. protonen en elektronen) rond de Aarde. De laagstgelegen gordel, op een afstand van 2000–5000 km, bestaat voornamelijk uit protonen. Deze werd in 1958 ontdekt door de satelliet Explorer 1, maar is ook al in 1957 waargenomen door Spoetnik 2. De gordel is genoemd naar zijn ontdekker James Van Allen, die erop stond dat de satelliet een geigerteller aan boord zou meenemen.
De tweede gordel bevindt zich op een hoogte tussen de 13.000 en 19.000 km. Deze gordel bestaat voornamelijk uit elektronen en is door Pioneer 1, 2 en 3 (ook in 1958) ontdekt en in kaart gebracht. Deze gordel werd echter ook al in het, in het Nederlands geschreven, proefschrift van Evert Marie Bruins in 1938 voorspeld en met waarnemingen onderbouwd. Zijn waarnemingen werden verzameld tijdens een reis in 1935 van het SS Boskoop, dat voer van Amsterdam naar Corral (Chili).
De deeltjes in de buitenste vanallengordel zijn afkomstig van de zonnewind, de deeltjes in de binnenste gordel(s) zijn afkomstig van kosmische straling.
LEVI (Levi H. Dowling) werd op vrijdagmorgen 18 mei 1844 te Belleville, Ohio, geboren. Zijn vader, Schots-Wales van afkomst, was een pionier prediker onder de discipelen van Christus.
Levi was altijd een onderzoeker van de diepere dingen des levens. Op dertienjarige leeftijd nam hij in zijn eerste openbare debat, de tegenpartij op tegen een presbyteriaanse oudere broeder, in diens rede over ‘De eeuwige voerdoemenis van de goddelozen’. Hij begon te preken op de leeftijd vna 16 jaar en op achttienjarige leeftijd was hij predikant van een kleine kerk. Op de leeftijd van twintig jaar ging hij als aalmoezenier in het leger van de Verenigde Staten en diende in deze functie tot het einde van de burgeroorlog. In 1866-1867 was hij student aan de Northwestern Christian University te Indianapolis, Indiana. Het volgende jaar begon hij met het publiceren van zondagschool-literatuur, met het uitgeven van zondagschool-lesbladen, liederenbundels en een zondagschoolblad voor kinderen. Veel van zijn tijd werd besteed aan het werk van de geheelonthouding. Hij was in het bezit van academische graden van twee medische colleges en praktiseerde als medicus verscheidene jaren. Tenslotte trok hij zich uit het medische beroep terug om zijn literair werk te hervatten. Reeds vroeg in zijn leven, toen hij nog maar een jongen was, had hij een visioen, waarin hem werd gezegd , dat hij ‘een witte stad’ moest bouwen. Dit visioen werd met tussenpozen van jaren , driemaal herhaald. Het bouwen van de ‘Witte Stad’ was ‘Het Aquarius Evangelie van Jezus de Christus’, dat in 1908 werd gepubliceerd. Dit boek werd in de vroege morgenuren tussen twee en zes – de absolute ‘rustige uren’ – overgebracht.
Levi vertrok uit het aarde-leven op 13 augustus 1911.
Het was zijn innige wens, dat iedereen de boodschap zou ontvangen, ongeacht de boodschapper.
De plexus solaris (plexus coeliacus) wordt in de volksmond vaak de zonnevlecht genoemd.
De plexus solaris of plexus coeliacus is een zenuwknoop, een complex netwerk van zenuwen in de buik, vlakbij waar de truncus coeliacus, bovenste mesenteriale slagader en nierslagaders vertakken vanaf de abdominale aorta. Het bevindt zich achter de maag en de bursa omental, en voor de crura van het middenrif, ter hoogte van de eerste lendenwervel.
De plexus wordt gedeeltelijk gevormd door de grotere en kleinere ingewandszenuwen van beide zijden en vezels van de voorste en achterste vagale stammen.
De eigenlijke plexus solaris bestaat uit de ganglia coeliakie met een netwerk van onderling verbonden vezels. De aorticorenale ganglia worden vaak beschouwd als onderdeel van de coeliakie-ganglia en dus als onderdeel van de plexus.
Hermes Trismegistus is een mythische figuur, wiens naam "Hermes de driemaal (of driewerf) grootste" betekent (grootste filosoof, priester en koning); afgeleid van Ἑρμῆς Τρισμέγιστος (Hermes Trismegistos), de Griekse naam van de Egyptische god van de wijsheid en het schrift, Thoth. Hij werd gezien als een oeroude profeet die geheime kennis openbaarde aan de mens, en is de centrale figuur in het hermetisme. Aan hem werden in de oudheid allerlei hermetica toegeschreven. Praktische teksten over alchemie, magie en astrologie, maar ook mystieke teksten die moesten leiden tot het verkrijgen van gnosis, zoals het Corpus Hermeticum en de Asclepius.
Ook in de middeleeuwen verschenen in Arabische en Europese landen occulte teksten onder de naam Hermes Trismegistus, zoals de Picatrix, Turba philosophorum en de Smaragden tafel. Daarmee werd hij een belangrijk figuur in de wederopleving van esoterie in de vroegmoderne tijd. Men nam toen aan dat hij een tijdgenoot was van Mozes en een belangrijke bron van kennis vormde voor profeten en filosofen zoals Zoroaster, Orpheus en Plato (prisca theologia).
Trismegistus is het meest bekend van zijn axioma uit de Smaragden Tafel: "Zo(als) boven, zo (ook) beneden", verwijzend naar de gelijkstelling van hemel en aarde, van de microkosmos en de macrokosmos. Dit hermetisch axioma is een principe dat ook wordt aangehangen in de theosofie en in de new age-beweging.
Hermes geeft met zijn rechterhand een boek aan de licht nijgende Mozes, terwijl zijn linkerhand rust op een bord waarop van het goddelijke woord sprake is. Onder Hermes staat: "Hermis Mercurius Trismegistus contemporaneus Moysi". Hermes Trismegistus werd door sommige christelijke theologen gezien als iemand die al enige kennis over God bezat voor de definitieve openbaring in Christus.
Alleen een wedergeboren ziel kan de oorspronkelijke goddelijke wereld van eeuwige vrede binnengaan. Die fundamentele wedergeboorte is te bereiken door middel van een proces, waarvan de sporen in de oerwijsheid van alle tijden te vinden zijn, van Hermes tot Jezus, van de Upanishads tot Tao: dank zij een totaal nieuwe levenshouding wordt de ziel gewekt, verstand en bewustzijn worden getransformeerd door zelfkennis en ‘niet-zijn’. De volmaakte Adem des Levens, transfigureert het gehele wezen.
Pools icoon van de Gedaanteverandering (ca. 1500)
Calw is een plaats in de Duitse deelstaat Baden-Württemberg. Het is de Kreisstadt van het Landkreis Calw. De stad telt 23.716 inwoners.
De vraag of Christiaan Rozenkruis (de Nederlandse versie van Christian Rosenkreutz) werkelijk heeft geleefd is vaak gesteld. De geestesschool van het Rozenkruis staat op het standpunt dat Christiaan Rozenkruis een werkelijke persoonlijkheid is, die behoort tot de broederschap van bevrijde zielen en die een bijzondere opdracht heeft in de ontwikkeling van de mensheid.
Hij representeert de christelijke inwijdingsweg voor de zeer geïndividualiseerde rationele westerse mens. Daarom kan hij als een prototype en als een symbool voor deze weg gezien worden. Het is dus niet zo dat mensen een spiritueel ideaal bedachten en dat projecteerden op een verzonnen figuur. Een geestelijke impuls drukte en drukt zich uit in een mens die daardoor het prototype en symbool van deze impuls wordt.
Dat betekent niet dat de incarnatie of de incarnaties van Christiaan Rozenkruis in ruimte en tijd ook deze naam droegen. De geestesschool van het Rozenkruis ziet het niet als haar opgave om te onderzoeken welke concrete persoonlijkheden een incarnatie van Christiaan Rozenkruis geweest zijn of geweest hadden kunnen zijn.
Bron: Spirituele teksten
Bad Münder am Deister is een gemeente in de Duitse deelstaat Nedersaksen, gelegen in het Landkreis Hamelen-Pyrmont. De stad telt 17.415 inwoners.
Bazel (Duits: Basel) is een stad in het noordwesten van Zwitserland. De stad ligt aan de Rijn, de Birs komt in Bazel in de Rijn uit.
Toulouse (Occitaans: Tolosa) is een stad in het zuiden van Frankrijk, prefectuur van het departement Haute-Garonne en hoofdstad van de voormalige regio Midi-Pyrénées en van de nieuwe, grotere regio Occitanie. Ze is gelegen aan de rivier Garonne.
De plexus sacralis of heiligbeensvlecht is een groep zenuwen die ontspringen uit het ruggenmerg tussen de niveaus L4 en S4. De plexus kan onderverdeeld worden in een voorste en achterste deel. Het voorste deel van de plexus sacralis verzorgt de motorische innervatie van het achterste deel van de dij en been. Het achterste deel van de plexus sacralis verzorgt de motorische innervatie van voorzijde en de laterale zijden van het been. De plexus sacralis is verbonden met de plexus lumbalis (L1-L4). Samen vormen ze de plexus lumbosacralis.
Giordano Bruno (Nola, januari 1548 – Rome, 17 februari 1600) was een Italiaanse filosoof, priester, vrijdenker en kosmoloog. Op wetenschappelijk vlak was hij een aanhanger van de heliocentrische theorie van Copernicus. Bruno kwam – overigens niet als eerste – met het idee van een oneindig heelal, met de zon als een ster tussen de andere die ook planeten hebben. Op religieus en filosofisch vlak was hij een aanhanger van het docetisme en het pantheïsme. Hiervoor werd hij in 1600 door de Inquisitie in Rome tot de brandstapel veroordeeld. Het is onzeker of, of in hoeverre, opvattingen over de oneindigheid van het heelal hierbij een rol speelden. Hij wordt door de vrijmetselarij, gnostici, theosofen en vrijdenkers beschouwd als een martelaar voor de vrije gedachte.
Benedictus de Spinoza, gelatiniseerde vorm van Baruch Spinoza (Amsterdam, 24 november 1632 – Den Haag, 21 februari 1677) was een Nederlandse filosoof, politiek denker en exegeet uit de Gouden Eeuw. Hij wordt beschouwd als een van de grondleggers van het rationalisme, en een van de inspiratoren van de Verlichting. Om in zijn levensonderhoud te voorzien sleep hij brillenglazen en lenzen voor microscopen.
Zijn boeken werden op de rooms-katholieke 'Index' van verboden boeken geplaatst, omdat zijn historische Bijbelkritiek zou leiden tot atheïsme en fatalisme. Spinoza was een volgeling en criticus van René Descartes.
René Descartes of gelatiniseerd Renatus Cartesius (La Haye en Touraine, 31 maart 1596 – Stockholm, 11 februari 1650) was een uit Frankrijk afkomstige filosoof en wiskundige, die een groot deel van zijn leven in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden woonde. Zijn benadering van het probleem van de kennis en de aard van de menselijke geest speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de filosofie. Hij is bekend om zijn uitspraak "Cogito, ergo sum"(Ik denk dus ik besta) en wordt algemeen beschouwd als de vader van de moderne filosofie. Hij was een van de eersten die de filosofie van Aristoteles niet alleen verwierp, maar ook verving door een eigen filosofisch systeem. Daarmee legde hij de basis voor de 17e-eeuwse stroming van het rationalisme. Descartes was sterk beïnvloed door de vooruitgang in de natuur- en sterrenkunde en een van de centrale figuren van de wetenschappelijke revolutie. Hij gaf voor het eerst een idee van wat de natuurwetenschap in de toekomst zou bieden.
Descartes woonde en werkte twintig jaar in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waar hij zijn belangrijkste publicaties schreef. In de wiskunde legde hij de basis voor de analytische meetkunde en leverde bijdragen aan de natuurkunde en fysiologie, maar zijn Verhandeling over de methode (1637) behoort tot zijn invloedrijkste werk.
1 Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden.
2 En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets.
3 En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven.
4 De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen;
5 Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad;
6 Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid;
7 Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen.
8 De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieën, zij zullen te niet gedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal te niet gedaan worden.
9 Want wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele;
10 Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan worden.
11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was.
12 Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben.
13 En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde.
Een mens is meer dan alleen zijn lichaam, meer dan vlees en bloed. Hij is onderdeel van een groter stelsel, een microkosmos of kleine wereld, die een afspiegeling is van de macrokosmos. De uitspraak: “God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis” uit Genesis 1, vindt daarin zijn oorsprong.