Katharen en Rozenkruis
Als het hart omhoog gericht is, naar de Bron van het Eeuwige Leven, zal de geestelijke zon het hart van binnenuit verlichten. Dan vloeit uit het handelen (de horizontale balk) een nieuwe daad voort. In een gezuiverde levenshouding getuigt dan iedere handeling van de Ware Liefde.
De School van het Gouden Rozenkruis heeft deze module van de cursusreeks de Innerlijke Bron samengesteld omdat zij zich nauw verwant voelt met het gnostieke gedachtegoed van de Katharen.
Geheel onafhankelijk van de kerk van Rome kwam in de twaalfde en dertiende eeuw in het zuiden van Frankrijk een zuiver christelijke beweging tot bloei die gebaseerd was op innerlijk weten, eenvoud en zuiverheid. Deze beweging wordt nu aangeduid als het katharisme. Binnen het katharisme konden vrouwen en mannen die daarvoor de innerlijke rijpheid bezaten een gnostieke inwijdingsweg gaan. Zij werkten aan de zuivering van lichaam en ziel opdat de ziel verbonden kon worden met de immense kracht van de Heilige Geest.
Van de Gnosis wordt wel gezegd dat zij de derde component is die de westerse cultuur heeft bepaald. Naast de theologie en de filosofie, kunnen wij de Gnosis dus beschouwen als derde cultuurcomponent. Jeruzalem bracht het geloof en daarmee de Theologie voort. Athene staat voor de rede of Filosofie. En Alexandrië is de bakermat van de Gnosis.
Gnosis is van alle tijden en we vinden haar in vrijwel iedere cultuur. Het Griekse woord Gnosis betekent letterlijk kennis, inzicht. Daarmee wordt niet de uiterlijke, intellectuele kennis bedoeld, maar innerlijke kennis, de kennis van het hart. Gnosis is de diepe kennis van de grond van ons bestaan. Een gnostiek wijsgeer aan het begin van onze jaartelling drukte het zo uit:
«Gnosis is de kennis wie wij waren en wat wij geworden zijn,
waar wij waren en waarin we geworpen zijn,
waarheen wij ons spoeden en waarvan wij verlost worden,
wat de geboorte is en wat de wedergeboorte.»
Gnosis betreft de innerlijke kennis van de samenhang tussen mens en kosmos, tussen kosmos en God en tussen God en mens. Het is een kennis, die niet aan te leren is, maar die van binnen uit aangeboord kan worden. Het waren wijsgeren, leraren en kunstenaars die van de Gnosis getuigden. En allen wezen zij onveranderlijk op het element van vrijheid dat de Gnosis in zich draagt.
De mens is een kind van God
Toen de mens uit het oorspronkelijke Lichtrijk viel en op aarde kwam, bleef hij met het Lichtrijk verbonden door een Lichtvonk in zijn hart en de Logos -- de Wijsheid Gods -- het Licht, vergezelde hem. Allengs is de mens zijn verheven afkomst vergeten. De Lichtvonk is latent geworden en rust toegesloten in het hart, niet meer in staat zichzelf zonder hulp te ontvouwen. De wijsheid, het Licht openbaart zich sindsdien aan de mens in een brede waaier aan religieuze stromingen en mystieke tradities. Wij noemen deze tezamen: Gnosis, Gnostiek.
J. van Rijckenborgh, de Grootmeester van het Lectorium Rosicrucianum omschrijft het als volgt: «Oorspronkelijk was de Gnosis de samenvatting van de oerwijsheid, de samenbundeling van alle kennis die direct heen wees naar het oorspronkelijke, Goddelijke leven». De oerwijsheid raakt de mens in zijn hart en brengt uiteindelijk de Lichtvonk tot leven. Hierdoor krijgt hij langzaam maar zeker weer inzicht in zijn Goddelijke afkomst. Deze innerlijke kennis, dit inzicht, is voor de gnosticus het richtsnoer van zijn handelen en denken. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat het Goddelijke in de mens zèlf aanwezig is, want de mens is geschapen naar het `beeld van God.' Een aanwijzing hiervoor vormt de aanbeveling die Jezus aan zijn discipelen gaf: `Het Koninkrijk Gods is binnen in u'.
De Katharen baseerden zich op het innerlijke Christendom.
Van de Lichtvonk zijn veel mensen zich niet bewust, terwijl deze toch in een ieder aanwezig is. Dit oerbeginsel, deze Lichtvonk in de mens is slapend in het hart van de menselijke microkosmos aanwezig. Deze toestand van onbewustheid werd door de gnostici `een gebrek' genoemd. Men noemde het een gebrek aan werkelijke kennis, aan Gnosis. Bekend is de uitspraak van Jezus: «Mijn volk gaat verloren omdat het geen kennis heeft». Door Gnosis, door kennis, zo stelden de gnostici wordt de onwetendheid tenietgedaan, zoals de duisternis verdwijnt, wanneer het licht verschijnt. Gnosis is de Kennis die het mysterie van de mens en de reden van zijn bestaan onthult.
Zodra een mens weer verbonden is met deze Kennis, brengt deze een nieuwe bezieling met zich, omdat zij niet in het keurslijf van een dogma is gevangen. Het betreft niet de leringen van de een of andere autoriteit, maar een innerlijk herkennen vanuit een ontluikend nieuw bewustzijn. Kernthema van de gnostiek is, dat de mens vergeten is wie hij in werkelijkheid is.
In de na-christelijke gnostiek wordt Jezus als boodschapper beschouwd, die de mens esoterische kennis -- Gnosis -- van het Goddelijke schenkt. Daardoor zou hij inzicht krijgen inzichzelf en in zijn Goddelijke oorsprong. Het bewustzijn van de mens wordt volgens de gnostici verduisterd door de materiële wereld.
WAT IS CHRISTELIJKE GNOSTIEK ?
Het is van belang even stil te staan bij bepaalde kenmerken van gnostieke groeperingen in onze westerse na-christelijke cultuur, zoals de Essenen, de Manicheeën, de Bogomielen, de Katharen en de Rozenkruisers.
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de gnostieke wereldbeschouwing?
- Het bestaan van twee natuurorden, twee levensvelden van verschillende aard.
- Het dualisme van deze wereld van tegenstellingen, door de Rozenkruisers dialectiek genoemd.
- De tweevoudigheid van de mens: de mens is sterfelijk naar zijn lichaam maar onsterfelijk naar de Goddelijke kern, de Lichtvonk in het hart.
Er bestaan twee natuurorden. Ten eerste is er de ons bekende natuurorde, die niet meer dan een noodorde is -- een doorgangshuis. Deze natuur omvat zowel het gebied van de levenden als die van de doden (deze en gene zijde): alles daarin is onderhevig aan de kringloop van geboren worden, leven, sterven en weer geboren worden. Het is de wereld van tegenstellingen: dag/nacht, man/vrouw, licht/donker, oorlog/vrede enz. Hierdoor is de mens voortdurend in beweging. Ten tweede is er de oorspronkelijke Goddelijke orde, de wereld der onvergankelijkheid of `statica'. Van deze laatste, die in de Bijbel wordt aangeduid als `het Koninkrijk der Hemelen', is in het hart van de mens nog een laatste overblijfsel, een `godsvonk' of `oeratoom' latent aanwezig. Deze Lichtvonk roept steeds in vele zoekende mensen een onbestemd heimwee op: een vage herinnering aan het oorspronkelijke Lichtrijk
-- het in onsterfelijkheid één-zijn met God.
De Gnosis is al sinds het begin van onze jaartelling onlosmakelijk verbonden met het Christendom. Zoals zij daarvóór verbonden was met wereldgodsdiensten als o. a. het Boeddhisme, het Taoïsme en het Hermetisme. Professor van Oort, bijzonder hoogleraar in `Christendom en Gnosis' aan de Universiteit in Nijmegen stelt: «Het Christendom kan niet volledig verklaard worden zonder ons in de Gnosis te verdiepen.»
Letterlijke en figuurlijke waarheden
Dwars door iedere religie heen loopt een scheidslijn die gevormd wordt tussen de `letterlijken' aan de ene kant, en de `gnostieken' aan de andere kant. De Stem van de Stilte, een zeer oud Indisch geschrift, spreekt treffend over de religie van het oog en die van het hart. De `letterlijken' vatten alles wat hun wijze leermeester heeft gezegd op als een letterlijke, uiterlijke waarheid alsof het een wetenschappelijke theorie betreft die bewezen is. Gnostici vatten hetgeen hun leermeester heeft gezegd op als een zinnebeeldige, innerlijke waarheid die vanuit de Lichtvonk in het hart herkend wordt. Binnen vrijwel alle religies is er sprake van een spanningsvolle verhouding tussen beide benaderingswijzen. De gnosticus gelooft dat iedere uitspraak, iedere geschreven tekst, ontoereikend is om het mysterie van de Goddelijke Natuur te omvatten. Het gaat hem er niet om of een religieuze tekst letterlijk `waar' is, hij beschouwt haar als een middel om de mens recht `in het hart' te raken.
Een gnosticus ervaart bijvoorbeeld bepaalde teksten uit de Bijbel niet als létterlijk waar maar beschouwt deze als overdráchtelijk waar, als metaforen die verwijzen naar een diepere werkelijkheid. Zo is Jezus niet letterlijk uit een maagd geboren, maar verwijst het `maagd zijn' van diens moeder naar de afkomst van Jezus uit de ongerepte, Goddelijke Natuur.Ook binnen het vroege Christendom ontstond de tweedeling tussen innerlijke waarheid en uiterlijke organisatie. De kerk bepaalde wat de gelovigen wel en niet moesten geloven, de gnostici gingen uit van de innerlijke waarheid van het hart. Deze tweedeling tussen innerlijk en uiterlijk, tussen letterlijk en figuurlijk, zien we niet alleen binnen het Christendom, maar ook bij b. v. het oorspronkelijke Boeddhisme, het Hindoeïsme en de Islam. Ook bij deze drie religies ontstonden groepen die de overleveringen letterlijk namen en groepen die de innerlijke waarheid herkenden die in de teksten verborgen lag.
Een stukje geschiedenis
Zo rond het jaar 500 was het West-Romeinse rijk in elkaar gestort en West-Europa was tot barbarij vervallen. Dit was het begin van een periode die wordt aangeduid als de duistere Middeleeuwen. De oude beschaving met haar veilige stadsleven en goede verbindingswegen raakte in verval. Horden volksverhuizers uit verre landen trokken er rond, dood en verderf zaaiend. Ze dompelden West-Europa in een eeuwenlange, diepe duisternis. Als reactie op deze bedreigingen van buitenaf schaarden de bewoners zich in landelijke nederzettingen rondom de burcht of het kasteel van een hoofdman. In ruil voor dienstbaarheid aan de hoofdman bood deze hen bescherming. Hieruit ontstond uiteindelijk het zo wijd verbreide systeem van leenheren. In het zuiden van Frankrijk waren dit met name de graven van Toulouse en Barcelona.
Vanaf ongeveer het jaar 1000 waait er een geheel nieuwe geest door Europa: het is alsof Europa wakker wordt uit een diepe slaap. Er ontstaat een verrassende opbloei van de West-Europese cultuur. Het Zuid-Franse Occitanië speelt in deze opbloei een belangrijke, leidende rol. Aan de hoven zongen de troubadours over helden en introduceerden de romantiek en de hoofse liefde. Men zong in het streekdialect zodat iedereen het kon verstaan. De handel en wetenschap floreerden hier in dit gebied, dat een belangrijke handelsroute vormde tussen Italië en Spanje. In het zuiden leefde men tezamen met geleerde Joden en Arabieren die hun kennis en intellect deelden.
De kerk in Frankrijk
In deze periode werd in Frankrijk de samenleving bijeengehouden door de katholieke kerk die als enige instituut een stabiele, constante factor vormde. Zij zorgde ervoor dat de chaos van de barbaarse volksverhuizingen tenslotte plaats maakte voor de orde en stabiliteit van het middeleeuwse Christendom. Maar om dit doel te bereiken moest de kerk ook een zware concessie doen aan de inhoud van haar leer. Bisschoppen en abten probeerden door pracht en praal indruk te maken op de barbaren, en verwierven daardoor een status van vorstendom en wereldse heerschappij. Bovendien gingen zij een steeds groter deel van hun tijd en energie besteden aan het beheer van hun rijkdommen en bezittingen. Ongemerkt was de nadruk van het Christendom verschoven van geestelijke naar materiële zaken. Evenzo was de taakopvatting van de Paus als geestelijk leider verworden tot de ambitie om als een wereldse vorst te heersen. Deze rijkdom en politieke macht van de kerk riep een brede reactie op bij de bevolking. Er stak een religieus ongenoegen de kop op; een zoeken naar een intenser en meer bezield leven dan het leven dat vanuit de kerkelijke leiders werd voorgeleefd.
Het religieuze ongenoegen groeide langzamerhand uit tot een sterke interesse voor een sobere levenshouding van ascese en vrijwillige armoede. Dit als een rechtstreekse reactie op het leven van overdadige rijkdom waarin de kerkelijke leiders zich hulden. Maar ook naar de inhoud van de leer ontstond ongenoegen. De gelovigen zochten naar zuiverheid, puurheid. Het kerkelijke stelsel van hemel-aards leven en hel of vagevuur bood de kerk de gelegenheid haar macht als instituut tegenover de gelovigen te handhaven. Immers slechts doortussenkomst van de kerk werd de gelovige behoed voor een verblijf in de helse sferen. Steeds meer gelovigen doorzagen deze mengeling van kerkelijke doctrine en machtsuitoefening.
Reacties op groot ongenoegen
Als reactie op deze ongenoegens ontstond een groot aantal alternatieve bewegingen, meest aanhangers of volgelingen van een centrale leider: vaak een kluizenaar of kloosterling. Een van de bekendere dissidenten was Peter Valdo, een rijke inwoner van Lyon. Hij constateerde dat de bijbel bij de massa van de bevolking onbekend was. Daarom liet hij de evangeliën en andere delen van de bijbel vertalen in de volkstaal. Omstreeks het jaar 1160 verdeelde hij al zijn bezittingen onder de armen en verzamelde een groep volgelingen om zich heen, die zich eveneens bekeerden tot de armoede. Zij gingen rond en predikten onder de bevolking. Deze groepering, de Waldenzen genaamd, werd aanvankelijk door Rome getolereerd, maar in 1184 werd hun leer door een pauselijk decreet verworpen. In deze roerige tijden ontstond omstreeks het jaar 1000 in het zuidwesten van Frankrijk een beweging die bekend is geworden onder de naam Albigenzen of ook wel Katharen. De naam Kathaar (katharos betekent in het Grieks: rein, zuiver) verschijnt echter voor het eerst in een preek van de Duitse monnik Egbert von Schönau voor de aanduiding van ketters met wie hij had gediscussieerd. Deze Albigenzen of Katharen vormden een Mysterieschool, die haar grootste bloei kende in de periode 1100 tot 1250. Zij kregen ook aanhang onder de bevolking van Noord Italië, Duitsland en Vlaanderen.
Mysteriescholen zijn van alle tijden
Een Mysterieschool wordt gevormd door een gemeenschap van mensen die de wijsheid en de gnostieke leringen uitdragen en verspreiden. Een Mysterieschool is niet zozeer een leergemeenschap als wel een werkgemeenschap. Er zijn altijd gnostieke mysteriescholen geweest. Griekenland kende de Kleine en Grote mysteriën van Eleusis (1200 v. Chr. tot 495 n. Chr) waar o. a. mysteriespelen van Persephone en Demeter werden opgevoerd. Kenmerkend is de opvatting dat de mens een wezen is waarin de ziel gevangen is in een sterfelijk lichaam. Het leven wordt gezien als een kringloop waaruit de mens zich moet zien te bevrijden. Eveneens in Griekenland, in Delphi, werd de god Apollo vereerd (betekenis: a is niet, pollo is veel, letterlijk: niet veel; niet de veelheid maar de eenheid.) Rond 600 v. Chr. ontstonden in het vroegere Perzië scholen waar de wijsheid van de profeet Zarathoestra (Zoroaster) werd onderwezen. Hij leerde over de goede god Ahoera Mazda en de god van het kwade Angra Mainyu , de mens moest leren voor het goede te kiezen.
De gnostieke Mysteriescholen in Egypte waren gebaseerd op de leer van Isis en Osiris, maar ook op de Egyptische Gnosis van Hermes Trismegistus, de drie maal grote. Van hem is het hermetisch axioma afkomstig: `Zo boven, Zo beneden'. Binnen de traditie van het gnosticisme in het Westen, markeren de mysteriescholen in Egypte het beginpunt. Zij vormen de oudste ons bekende wijsheidsschool, die in woord en beeld haar mysteriewijsheid heeft vastgelegd. Deze is door J. van Rijckenborgh -- de Grootmeester van het Lectorium Rosicrucianum -- verklaard in de vier delen van: De Egyptische Oer-Gnosis en haar Roep in het Eeuwige Nu.
In het Hindoeïsme ontstonden in de loop der eeuwen diverse Mysteriescholen die zich baseerden op de Goddelijke mens Krishna (betekenis: entiteit die anderen naar vervulling leidt.) Rond 600 v. Chr. leefde de Boeddha in Noord India waar hij de volledige Verlichting bereikte. Ook rond hem ontstonden diverse typen Mysteriescholen.
In diezelfde periode ontstond in China het Taoïsme, verspreid door de `oude meester' Lao Tse Hij schreef de Tao Teh King, een geschrift dat zelfs 2500 jaar later ook in onze tijd grote bekendheid geniet. De Tao Teh King is door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri verklaard in hun boek: De Chinese Gnosis. Meer recent (1300 n. Chr.) ontstond uit een vermenging van het Taoïsme en het Boeddhisme in Japan de Zen stroming, welke uitwaaierde in diverse Mysteriescholen.
In de eerste eeuw na Christus was er nog geen officiële kerk. Er was sprake van de oude Joodse leer met daarnaast de nieuwe Christelijke leer die door de apostelen werd verspreid. Er ontstonden toen diverse Mysteriescholen. Ook de Katharen vormden een Mysterieschool. Deze heeft ongeveer 250 jaar actief gefunctioneerd in het land van Occitanië, het tegenwoordige Languedoc. In de vorige paragraaf is het historische klimaat geschetst, waarbinnen het Katharendom kon ontstaan. Dit tijdsbeeld heeft vooral zijn invloed gehad op de vorm die het katharisme als beweging heeft aangenomen. Behalve de vorm is er echter ook de inhoud van het katharisme. De leer, levenswijze en scholingsweg hiervan zijn niet volslagen nieuw, maar passen binnen de traditie die de westerse Mysteriescholen met elkaar vormen. Deze traditie, die zowel voorgangers als opvolgers van het katharisme bevat, kunnen wij aanduiden met het begrip gnostiek. In essentie waren de Katharen gnostici en hadden zij een gnostieke Mysterieschool gevormd. En zo droegen de Katharen de bevrijdende gnostieke boodschap uit in de Middeleeuwen. De School van het Rozenkruis rekent zich in onze tijd tot de traditie van gnostieke Mysteriescholen.
Occitaanse renaissance
De bloeitijd van het katharisme in Zuid-Frankrijk valt samen met de vernieuwing van de Europese cultuur. De Katharen gebruikten de `gewone taal', het Occitaans. Die taal werd voor velen in die tijd de taal der vernieuwing, de voertaal van het ontwaakte Zuid-Frankrijk. Het Occitaans dreigde zelfs het Latijn te verdringen. Wanneer we vanuit onze tijd dat vernieuwingsproces, die Occitaanse renaissance bekijken, kunnen we verschillende aspecten onderscheiden.
- Er kwam een nieuwe sociale orde op, die van vrije burgers in de steden.
- Er was ook een herstelde belangstelling voor de klassieke Griekse filosofen.
- Er ontstond een nieuwe liedkunst, die van de minnezangen.
- Er bloeide een nieuw ridderideaal op, met eigen verhalen.
De bloeitijd van het katharisme in Zuid-Frankrijk valt samen met deze vernieuwing van de Europese cultuur. Bekijken we deze punten nu eens afzonderlijk.
In de twaalfde eeuw bloeiden in Zuid-Frankrijk oude en vervallen steden weer op, zoals Marseille, Montpellier, Béziers, Mirepoix en Toulouse.Daar vormde zich een nieuwe sociale klasse, die van zelfstandige ambachtslieden en handelaren. Dat waren de `nieuwe vrijen', de burgers. Deze nieuwe maatschappelijke klasse zou gedurende de daarop volgende eeuwen het karakter van Europa geheel veranderen. Dat proces begon in Occitanië. Het was vooral onder die burgers in de steden dat het katharisme grote aanhang verwierf. De persoonlijke vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van het katharisme pasten volledig binnen die nieuwe sociale orde. Vooral onder de wevers waren er veel Katharen, zelfs in die mate dat men de Katharen in hun tijd wel tisseijrands, wevers, noemde.
Nieuwe belangstelling voor Griekse Filosofen
De Roomse kerk had de klassieke literatuur uit de voorchristelijke tijd steeds als gevaarlijk beschouwd, maar vooral ook als overbodig. In de vierde eeuw verleende keizer Constantijn het Christendom een bevoorrechte status. De Academie, een school waarin de filosofie van Plato centraal stond werd door keizer Justinianus gesloten. In de zesde eeuw verbood Paus Gregorius de Grote (540-604) de studie van alle niet-christelijke klassieken. Alles wat nodig was om te weten stond in de Bijbel. Met de geopenbaarde waarheid van het Christendom was een eind gekomen aan het nut van zelfstandig denken. In het nabije Oosten werd in die tijd de studie van de heidense klassieke boeken juist ijverig ter hand genomen door de aanhangers van de nieuwe godsdienst, de Islam. Wanneer de Islam niet vele teksten van de oude klassieken bewaard had, en de belangstelling daarvoor levend had gehouden, zou er van een renaissance in Europa misschien wel nooit sprake zijn geweest.
De Islam is ontstaan in de 7e eeuw n. Chr. Toen ontving de profeet Mohammed via de aartsengel Gabriël openbaringen van God welke hij opschreef: de Koran. De Islam is een monotheïstische godsdienst. Het Arabische woord islam betekent letterlijk overgave aan de wil van God. Binnen de Islam ontstonden verschillende gnostieke stromingen welke bekend zijn onder de naam Soefisme. Dankzij de Islam komen zo rond 1150 de werken van Aristoteles via Spanje Europa binnen, in het Arabisch! De Arabische cultuur werd in Occitanië met grote bewondering en enthousiasme ontvangen. Zo leerde men daar met de leer van deze filosofen ook de sterrenkunde, de algebra en de alchemie kennen. In Montpellier ontstond één van de eerste universiteiten van Europa. Naast Plato en Socrates is Aristoteles één der grootste filosofen van het klassieke Griekenland.
Socrates (470-399 v. Chr.) was de eerste van de drie invloedrijkste filosofen uit de Griekse oudheid. Hij vergeleek zichzelf met een vroedvrouw; hij hielp de mens zichzelf te verlossen van zijn lagere natuur, zodat diens werkelijke, Goddelijke Natuur geboren kon worden.
Plato (427-347) v. Chr. was leerling van Socrates. Zijn werk is integraal bewaard gebleven. Hij schreef in dialoogvorm over concrete situaties om zijn wijsgerige inzichten over een groot publiek te verspreiden. Plato stichtte de filosofische Akademeia, (Academie gesticht op een heuveltje vernoemd naar Academos, een onbekende held uit het verre verleden). Hij onderkende de leer van de twee natuurorden. Hij sprak over de wereld van de illusie waarin
we leven en de wereld van de Goddelijke Ideeën. In de dialoog de Staat beschrijft hij dit prachtig in de parabel van de Grot.
Aristoteles (384- 322 v. Chr.) was lid van Plato's Akademeia. Hij stelde regels op hoe men logisch kon denken en aan welke criteria de wetenschap zich diende te houden. Hiermee heeft hij ook ons westerse denken tot op de dag van vandaag beïnvloed.
Troubadours zingen van de Minne
In Zuid-Frankrijk brak ook een geheel nieuwe kunststijl door. Wij noemen die nu de hoofse cultuur die werd vormgegeven door troubadours. Natuurlijk waren er altijd rondtrekkende zangers en vertellers geweest, maar de troubadours waren anders, nieuw, en soms ook Katharen. Hun liederen hadden een verfijnde schoonheid, die men voorheen niet kende. Nieuw was ook dat men de liederen zong in het Occitaans, de oudste levende literaire taal van West Europa. Het woord troubadour is afgeleid van het Occitaanse woord trobar, dat vinden betekent. De term in het Oudfrans is trouvère, de Nederlandse term is minstreel.
Met de vernietiging van de Occitaanse cultuur na de soms gewelddadige inlijving door Frankrijk van de Languedoc in het begin van de veertiende eeuw, verdwenen ook de troubadours. De troubadours zongen van liefde en de Minne. De vrouw werd hèt idool vande zang, de minnaar was een onwaardige vazal die zijn domna zijn diensten aanbood. De rol van de vrouw was een belangrijke overeenkomst tussen de hoofse minnezang en het katharisme. De vrouwen waren binnen het katharisme volkomen gelijkwaardig aan de mannen.
NIEUW RIDDERIDEAAL
In deze Occitaanse hoofse cultuur ontstond ook een geheel nieuw ridderideaal. Een jonge edelman kon gewijd worden tot het ridderschap met de meest vrome rituelen. Hij moest een ritueel bad nemen, een nacht in eenzame afzondering doorbrengen, zijn zonden opbiechten en een mis bijwonen. In de preek werden hem zijn nobele plichten voorgehouden. Hij werd geacht bescherming te bieden aan weduwen en wezen, verjaagden en verdrukten. De ridderslag met het plat van een zwaard op zijn schouder door een andere adellijke heer of de Koning, was de plechtige bezegeling van dit ritueel. In deze tijd werden ook de Keltische graallegenden gekerstend. Zoektochten naar de graal verleenden aan veel ridderverhalen een spiritueel karakter.
De eerste maal dat de Heilige Graal werd genoemd, was in de twaalfde eeuw in de ridderroman Perceval van Chrétien de Troyes. Daarna wordt de Graal in verschillende vertellingen genoemd, zoals in het epische meesterwerk Perceval van Chrétien de Troyes (1135-1183) en later bij Wolfgang von Eschenbach's Parzival.(1170-1220.)
Occitanië was tijdens de bloeitijd van het katharisme een multiculturele samenleving. Het is één van de weinige momenten in de geschiedenis van het westen waarin idealen en vrijheid en verdraagzaamheid in hoge mate praktisch werden gerealiseerd. Dit was de voedingsbodem waarop het gedachtegoed van de Katharen opkwam. In het Zuid-Frankrijk van de Katharen kende men verschillende normen en waarden. Sommige Occitaanse
woorden herinneren hier nog aan. Pretz, (vergelijk het engelse pride) stond voor eergevoel, edelmoedigheid, bescherming van de zwakkeren: `een woord, een woord', kortom ridderlijkheid. Dan het woord Paratge, afkomstig van het franse woord pareil, gelijkheid, waardigheid van alle wezens. Verder convivienzia (het franse con vivre), verdraagzaamheid, tolerantie, respect voor andermans meningen en overtuigingen.
Hier zien we dus drie begrippen: Edelmoedigheid, gelijkheid, verdraagzaamheid. Het waren vernieuwende inzichten in de donkere Middeleeuwen. Alleen Rome zag in deze vernieuwing niets anders dan de aantasting van de pijlers van hun gezag en wel onder aanvoering van de Katharen. En dat leidde weer tot de kruistocht tegen de Katharen; de kruistocht tegen de geest van vrijheid van de Occitaanse renaissance.
De Kathaarse Kerk
De kathaarse Kerk ontleent haar naam `Kerk der Vertroosting' aan de kracht van de ware Vrijheid: de kracht van de Heilige Geest, de Parakleet. Zij is rein en reinigend, heilig en heiligend getroost en vertroostend in deze wereld der ballingschap. Zij is de vertroosting van het universum, het is de Kerk van de Geest en zij weten:
Sur noyer de las Gleysos
Ia un aousélou.
Touto la néit canto
per bous, et per iouy.
In de notenboom van de Églises
zit altijd een duif.
Zij zingt de ganse nacht
voor u, en voor mij.
De duif is het symbool van de Geest en de eeuwige en schone vertroosting van Bethlehem. Tot besluit van deze les enkele fragmenten uit het boekje 24 december 1980 van Mevrouw Catharose de Petri
«Er zijn door de eeuwen heen diverse legenden in omloop geweest over de schat der Katharen. De schat der Katharen moet u in tweevoudige zin zien, namelijk als materieel en als immaterieel.
Wij willen zeer zeker niet de pretentie hebben van deze dingen alles te weten, maar wij willen wel een poging doen u eerst de schat der Katharen immaterieel te laten schouwen. Daaruit zullen wij dan gemakkelijk kunnen afleiden waaruit de materiële schat zal moeten bestaan, ook al hebben wij deze nog nimmer gezien.
Wij mogen veilig vaststellen dat de immateriële schat der Katharen dezelfde is als die van alle bonafide gnostieke Broederschappen.
Hij bestaat namelijk uit de onmetelijke rijkdom die allen gewordt, die deel krijgen aan het Universele Geestveld. Dit is geen mystieke beeldspraak, doch deze woorden houden een intense werkelijkheid in.
De Geestesschool van het Gouden Rozenkruis zet uiteen dat wanneer een mens het gnostieke Pad van Inwijding gaat, hij eerst het hart moet openen voor de Lichtkracht van de Gnosis.
Dat hij vervolgens het innerlijke kruis, dat is het Rozenkruis, op de schouders zal dienen te nemen en hij dat kruis zal hebben te dragen van het hartheiligdom tot het hoofdheiligdom, anders gezegd: van Bethlehem tot Golgotha. Die kruisgang moet door de leerling ondernomen worden om de godsvrucht deelachtig te worden.
Dát is de schat die niet in aarden vaten kan worden geborgen.»
Bron: de Innerlijke Bron cursus De Sterrengang der Katharen