Provo
Provo was een protestbeweging die naam maakte met zogeheten ‘ludieke acties’, originele plannen en provocerende acties in de publieke ruimte. De acties richtten zich tegen de heersende sociaal-culturele en burgerlijke waarden, die de provo’s als verstikkend ervoeren. Provo moest niets hebben van instituten als kerk, leger en staat, de bourgeoisie en verburgerlijkte arbeiders (het ‘klootjesvolk’). De beweging vestigde haar hoop op het ‘provotariaat’, dat wil zeggen studenten, kunstenaars, werklozen, marginalen en overige onmaatschappelijke types. Zij zouden de maatschappij hervormen middels een lieve revolutie.
Provo kwam op in een tijd dat de culturele en maatschappelijke verhoudingen nog heel sterk bepaald werden door komaf en een uitgebreid, naar hedendaagse maatstaven strikt stelsel van sociale regels. Ook was sprake van hiërarchische verhoudingen tussen de verschillende sociale groeperingen, tussen mannen en vrouwen, tussen jongeren en volwassenen. Instituties als vakbonden, partijen, kerken en de monarchie waren in het verzuilde Nederland sterk bepalend voor het heersende normbesef. Er was geen ruimte voor wie van deze normen afweek, dus ook niet voor de opkomende jongerenculturen (rock-’n-roll, beatmuziek, vetkuiven, artistiekelingen, tijdschriften voor teenagers) of voor afwijkend seksueel gedrag (homoseksualiteit).
Provo kwam voort uit een stilaan veranderend maatschappelijk klimaat door de economische welvaart, meer vrije tijd, de impact van nieuwe media (televisie) en een grote groep jongeren die door de samenleving spoelde (de babyboomgeneratie). Tegelijk was Provo een fenomeen dat in de jaren 1965-1967 aan deze ontwikkelingen op spectaculaire wijze richting gaf.
Vanuit het perspectief van de protestbewegingen van de jaren zestig is Provo een opvallende verschijning. In de beeldvorming worden de roerige jaren zestig veelal gelijkgeschakeld met ‘1968’, het jaar van de opstand in Parijs. Maar Provo ging hieraan vooraf en is dus te beschouwen als een relatief vroege sociale beweging. Belangrijk is ook dat Provo in Amsterdam tot stand kwam. Deze havenstad had een geschiedenis van hele en halve opstanden, kende tal van alternatieve artistieke niches, een bloeiende jeugdscene en een zowel eigenzinnig als vrijzinnig klimaat in de ‘Republiek Amsterdam’.
Cruciaal voor de ontwikkeling van de anarchistische boreling in mei 1965 waren twee elementen: om te beginnen hadden de provo’s een actiepunt nodig. Dit werd de aangekondigde verloving – en later het huwelijk – van kroonprinses Beatrix met de Duitser Claus von Amsberg. Daarin kwam alles samen waar de provo’s zich tegen verzetten: de monarchie en de Duitsers.
Als zelfverklaarde anarchisten hadden de provo’s een broertje dood aan de monarchie. Daarnaast was het in 1965 precies een kwarteeuw geleden dat Nederland werd bezet en twintig jaar geleden dat het land werd bevrijd. De schaduw van de oorlog was nadrukkelijk aanwezig: Loe de Jong sloot zijn televisieserie De Bezetting, die was gestart in 1960, af en historicus Presser publiceerde Ondergang, zijn magnum opus over de Joodse vervolging en vernietiging in Nederland. Bij hun protest tegen het koninklijke sprookje gebruikten de provo’s de verzetsretoriek, die ze ontleenden aan de oorlog zelf: de provo’s zaten in het verzet en alle autoriteiten, inclusief de Amsterdamse burgemeester Gijs van Hall – een voormalig verzetsman – waren fascisten.
Robert-Jasper Grootveld voer als Zwarte Piet verkleed rond in de grachten
Een tweede element in de making of Provo was de ontmoeting van Stolk en Van Duijn met een persoon die als hun impresario kan worden beschouwd: Robert-Jasper Grootveld. Deze stadsfiguur was degene die de provo’s als waren ze zijn tovenaarsleerlingen inwijdde in de geheimen van ludieke, symbolisch geladen manieren van actievoeren. Via hem ontdekten de provo’s de Amsterdamse straten en pleinen als hun podium.
Grootveld had in Amsterdam naam gemaakt als ‘exhibitionist’, iemand die met opvallende acties in de publieke ruimte de aandacht trok. Hij was typisch een man van twaalf ambachten, dertien ongelukken die vanaf de jaren vijftig langzaam een naam had opgebouwd met spectaculaire acties en activiteiten. Hij voer verkleed als Zwarte Piet rond in de grachten en voerde een antitabakscampagne, waarbij hij sigarettenreclames bekladde met de ‘k’ van kanker en ceremoniële bijeenkomsten hield in een garage, zijn antirooktempel.
Vanaf de zomer van 1964 was Grootveld initiator van wekelijks uitgevoerd straattheater. Deze zogeheten ‘happenings’ vonden elke zaterdagnacht plaats op het Spuiplein rond het beeld van het Lieverdje. Dit was een Amsterdams straatjongetje, aan Amsterdam aangeboden door een sigarettenfabrikant. Elke zaterdag om middernacht voerde Grootveld bij het Lieverdje geïmproviseerde ‘rituele’ dansen op waarbij hij, verkleed als ‘sjamaan’ en gestimuleerd door een stevige joint, sigarettenreclame en de consumentenmaatschappij afkeurde.
Provo voegde zich in de zomer van 1965 bij de wekelijkse happenings bij het Lieverdje. Van een rood-zwart (anarchistisch) ‘gevaar’ transformeerde Provo nu in een ‘wit gevaar’, aangezien wit de kleur was die Grootveld gebruikte. Diverse ‘witte plannen’ werden gelanceerd, waarvan een van de eerste en ook het bekendste het Witte Fietsenplan was. Dit idee kwam uit de koker van Luud Schimmelpenninck, een 30-jarige ingenieur die met zijn vrouw en kinderen om de hoek van het Spui woonde. Geïnspireerd door het wekelijkse spektakel en de ideeën van Grootveld, die aan de fiets een speciale plaats toekende in zijn universum, opperde hij om witgeschilderde fietsen gratis ter beschikking te stellen in de openbare ruimte. Op deze manier zou de luchtvervuiling van de wassende stroom auto’s in het benauwde historische centrum een halt kunnen worden toegeroepen.
De fiets als gratis, collectief vervoermiddel en alternatief voor het wagenpark was een instanthit. Het plan sprak meteen tot de verbeelding en was ook zo bedoeld. Tijdens een happening in juli 1965 presenteerden de provo’s enkele witgeschilderde tweewielers. In de weken en maanden daarna zouden tientallen exemplaren her en der in Amsterdam opduiken, maar van een geslaagd alternatief vervoermiddel was geen sprake. De witte fiets is vooral te begrijpen als metafoor voor een andere, alternatieve kijk op stedelijke inrichting. In vrijwel alle nationale en internationale vraaggesprekken en lezingen met en door provo’s zou dit plan uitgebreid aan bod en in beeld komen. Incidenteel doken witte fietsen op in buitenlandse steden. Er zouden nog tientallen witte ideeën volgen, onder meer een Witte Huizenplan (om woningnood tegen te gaan) en het Witte Schoorstenenplan (om milieuvervuiling te bestrijden), maar geen enkel plan zou zo tot de verbeelding spreken als dat van de witte fiets.
In de nazomer van 1965 kreeg Provo nationale bekendheid doordat de happenings op het Spui ten langen leste ontspoorden. Een combinatie van onhandig optreden van de hoofdstedelijke Hermandad, een volgepakt Spui waardoor de verkeerscirculatie geblokkeerd raakte, en relbeluste jongeren onder de toeschouwers leidde ertoe dat het zaterdagavondtheater veranderde in confrontaties met de politie. Het forse ingrijpen van de politie – plein met geweld ontruimen, tientallen arrestaties – werd breed uitgemeten in de media.
Deze landelijke zichtbaarheid kreeg een internationaal vervolg tijdens het huwelijk van kroonprinses Beatrix met Claus von Amsberg, op 10 maart 1966. Zodra bekend werd dat het huwelijk in Amsterdam zou worden voltrokken, leidde dat tot ophef onder diverse groeperingen, waaronder Joodse inwoners, voormalig verzetslieden en gedeporteerden, een keur aan linkse bewegingen en organisaties, en intellectuelen als academici, kunstenaars en journalisten. Provo schaarde zich in dit koor en zou een heel eigen, creatieve rol in dit meerstemmige protest gaan vertolken.
Op slimme wijze trokken de provo’s met allerlei kunstzinnige en uitdagende acties de aandacht. Twee activiteiten kregen de meeste publiciteit. Om te beginnen plaatsten de provo’s een alternatieve ceremonie tegenover het koninklijk huwelijk, dat zich met veel vertoon zou voltrekken, inclusief rijtocht door de binnenstad per koets. Zij vierden het huwelijk van Sarah Duys en Rob Stolk op een witte fiets met een alternatieve plechtigheid in de voormalige antirooktempel van Robert-Jasper Grootveld. Deze dag werd inmiddels vanzelfsprekend uitvoerig gecoverd door de Nederlandse – en nu ook de Vlaamse – pers.
Daarnaast werd een eigen Oranjecomité in het leven geroepen, een pastiche die ‘Oranjecomité Parel van de Jordaan’ heette en allerlei acties op touw zette, zoals een fietstocht naar Haarlem, en gestencilde pamfletten (‘Provokaties’) uitdeelde. Ook verspreidde dit comité de meest krankzinnige geruchten over de aanstaande huwelijksceremonie, bijvoorbeeld dat de provo’s de drug lsd aan het drinkwater zouden toevoegen. De plaatselijke autoriteiten namen dit alles zeer serieus, duidelijk beducht voor ordeverstoringen en acties die ze op voorhand niet konden controleren. De sfeer werd zelfs dreigend. Enkele Provo-kopstukken, onder wie Rob Stolk, waren uit voorzorg op 10 maart 1966 dan ook niet in Amsterdam.
Het huwelijk van die 10de maart werd getekend door de tientallen rookbommen die vanuit het publiek door provo’s en andere jongeren, onder meer van de Socialistische Jeugd, naar de stoet werden gegooid. De sfeer rond de huwelijksvoltrekking die dag was ludiek, maar ook ronduit grimmig. De beelden van de rookflarden gingen het continent rond; diverse Europese landen, waaronder Duitsland en België, zonden de ceremonie live uit; andere landen zonden samenvattingen uit of reportages in het avondjournaal. Voor de Nederlandse televisie ging het om de grootste media-operatie uit haar geschiedenis en de provo’s speelden hierop in, al dan niet bewust.
Hoewel het protest tegen het huwelijk door een brede coalitie was gedragen, werd Provo het symbool van het verzet. Dit effect zou in de periode die erop volgde worden versterkt. De bouwvakkersrellen van juni 1966, die ontvlamden naar aanleiding van een conflict rondom de uitbetaling van vakantiebonnen, waren het tweede moment waarop Nederland volop aandacht kreeg van internationale media. Hoewel de provo’s met de directe aanleiding van deze zomerrellen niets te maken hadden, herhaalde zich het scenario van maart 1966: er was iets gebeurd in het doorgaans zo rustige Nederland, en de onrust kreeg als etiket: Provo.
Binnen een jaar was Provo van een anonieme, anarchistisch geïnspireerde actiegroep rond twee vrienden uitgegroeid tot een diffuse beweging die maatschappelijke onrust symboliseerde. Provo’s speelden een spel met beeldvorming en benadrukten in interviews en teksten het ongrijpbare karakter van de beweging. Tot op zekere hoogte klopt dit ook: sommige acties waren moeilijk te rijmen met het anarchistische gedachtegoed, zoals de deelname aan de gemeenteraadsverkiezing in Amsterdam, die leidde tot één zetel. En buiten een kleine vaste kern van een dozijn personen was het verloop groot. Het is moeilijk aan te geven wie wel en wie niet tot Provo behoorde.
Iedereen kon zich provo noemen, zich met de beweging identificeren en voor kortere of langere tijd aan acties meedoen, ideeën lanceren of meehelpen het blad Provo te maken. Provo was daarbij overwegend een mannenaangelegenheid. Sommige vrouwen – Irène van de Weetering, Koosje Koster – werden nationaal bekend, maar de meeste opereerden in betrekkelijke anonimiteit, als vriendin van of als helpend handje.
Van een lokaal Amsterdams verschijnsel was Provo geëvolueerd tot een nationaal en zelfs – zij het op beperkte schaal – internationaal fenomeen. In diverse Nederlandse steden, waaronder Groningen, Utrecht, Rotterdam, Den Haag en Maastricht, werden bladen gestencild met dezelfde maatschappijkritiek en dezelfde thema’s. In België kreeg Provo navolging in onder meer Antwerpen, Gent en Brussel. Links-radicale, artistieke en anarchistische groeperingen in Londen, Frankfurt, Parijs en Milaan informeerden naar de acties en achtergronden van de Amsterdammers. Er werd een internationaal Provo-concilie georganiseerd in Zuid-Limburg, waar overigens meer pers op af kwam dan provo’s.
Provo was een fenomeen geworden. De brieven en kaarten aan Provo die bewaard zijn gebleven, zijn afkomstig uit diverse Europese landen, maar ook uit de Verenigde Staten en zelfs uit landen achter het IJzeren Gordijn, waaronder Tsjecho-Slowakije en de Sovjet-Unie. En zelfs een Europeesgezinde beweging als Jeune Europe, met extreem-rechtse randjes, toonde zich geïnteresseerd in Provo, met name in de tactiek van de provocatie.
Vanaf de zomer van 1966 bezochten honderden jongeren tijdens hun vakantie Amsterdam, nieuwsgierig naar die provo’s en hun prikkelende ideeën over stad en samenleving, naar hun vrijzinnige, libertaire opvattingen over seksualiteit, relaties en gebruik van stimulerende middelen. Provo werd beschouwd als laboratorium van het nieuwe, vrije, avontuurlijke leven. Tientallen journalisten van krant, radio en televisie streken in Amsterdam neer. Het aantal interviews dat provo’s hebben gegeven moet in de honderden lopen.
Een handvol reportages verscheen in Duitsland, België, Frankrijk en Engeland op de televisie. Provo’s werden vaak als folk devils beschouwd: langharig werkschuw tuig, onhygiënisch en dierlijk, onaangepast en onmaatschappelijk – van alle kranten spande De Telegraaf op dit vlak de kroon.
Sinds de protesten tijdens het huwelijk van Beatrix en de bouwvakkersrellen was Provo voer voor sociologen, psychologen en criminologen, die de groepering overwegend als een randverschijnsel typeerden. Maar er was ook belangstelling voor de motieven, de achtergronden en het idealisme van de beweging, getuige veel radio- en televisiereportages. In Het Vrije Volk, een sociaal-democratisch dagblad, verscheen de rubriek ‘Wit Bericht Wit’ met de laatste weetjes en roddels over Provo.
Een jaar lang vrijwel dag in dag uit actievoeren trok zo zijn sporen binnen de beweging. Sommige provo’s van het eerste uur stelden de geschiedenis van de beweging op schrift. Roel van Duijn schreef Het witte gevaar, Hans Tuynman kwam met Fulltime Provo en Duco van Weerlee met Wat provo’s willen. Anderen, zoals Provo-gemeenteraadslid Bernhard de Vries, legden zich toe op lezingen en interviews in binnen- en buitenland.
Dit proces werd versterkt doordat de reclame, de mode en de bredere jeugdcultuur zich al in een vroeg stadium karakteristieke elementen van Provo toe-eigenden. Vanaf de zomerhappenings in 1965 verschenen in diverse kranten al advertenties van B3 Vruchtensappen uit Bergen op Zoom, waarin plagend, veroordelend, maar ook heel slim naar Provo werd verwezen. En tijdens de traditionele halfjaarlijkse modepresentatie van de Amsterdam Fashion Week, in september 1965, werd reclame gemaakt voor ‘provo-capes’: zwarte capes met een vrolijke Schots-geruite voering, gepresenteerd als ‘aardig modenieuwtje’ voor tieners.
In de loop van 1966 kregen dergelijke reclame-uitingen alleen maar meer gewicht, met als bekendste de advertentiecampagne ‘Het Witte Glazenplan’ van het Nederlands Zuivelbureau, een poging om de jeugd meer melk te laten drinken. Ook in de internationale jeugdcultuur drong Provo door, onder meer via het singlehitje ‘My White Bicycle’ van de Britse beatgroep Tomorrow. Provo raakte vernauwd tot een lifestyle- en consumptieproduct dat met een avontuurlijk en spannend leven werd geassocieerd. Als term en begrip had Provo toen al lang en breed verspreiding gevonden in het taalgebruik. Opvallende sportprestaties, eigenzinnige artiesten en non-conformistisch gedrag in het algemeen werden met Provo geassocieerd. Tegen zoveel Provo bleken de provo’s uiteindelijk niet opgewassen en in juli 1967 hief de beweging zichzelf op tijdens een happening in het Vondelpark.
Meer weten
Recente studies over Provo zijn Niek Pas, Provo! Mediafenomeen 1965-1967 (2015), Eric Duivenvoorden, Magiër van een nieuwe tijd: het leven van Robert-Jasper Grootveld (2009) en Richard Kempton, Provo: Amsterdam’s Anarchist Revolt (2007).
Bruikbaar is ook Virginie Mamadouh, De stad in eigen hand: provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (1992).
Twee klassieke werken over de jaren zestig zijn Hans Righart, De eindeloze jaren zestig: geschiedenis van een generatieconflict (1995/2006) en James Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (1995).