Toespraak van Klaas-Jan Bakker van De Rozekruisers Orde Aloude Mystieke Orde Rosae Crucis.
De Rozekruisers Orde Aloude Mystieke Orde Rosae Crucis
In 1909 reisde de Amerikaanse zakenman en filosoof dr. H. Spencer Lewis naar Frankrijk, waar hij naar behoren werd ingewijd in de Rozekruisers Orde. Belast met de taak om de Rozekruisersactiviteiten in Amerika een nieuwe start te geven, stichtte hij in 1915 de Rozekruisers Orde A.M.O.R.C. In 1927 verplaatste de Orde haar hoofdkwartier naar San José, Californië, waar zich het huidige Rozekruiserspark bevindt. In de orde hebben vanaf het begin zowel mannen als vrouwen een gelijkwaardige rol gespeeld, waarbij religie, ras of politieke voorkeur geen rol spelen. De denkbeelden van de Rozekruisers zijn in de loop van veel eeuwen tot stand gekomen. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw lijkt het aannemelijk dat mystieke leringen in de evolutie van de mensheid een toenemende rol zullen spelen. Door de snel voortschrijdende technische ontwikkeling en het effect ervan op het milieu en op de menselijke geest, zoekt de mens naar een innerlijke en betrouwbare bron van kracht en evenwicht. Wij hebben meer dan ooit behoefte aan begrip, aan mystieke verlichting, aan spirituele leiding, aan harmonie en vrede. De Rozekruisers Orde A.M.O.R.C. heeft een uniek systeem van onderricht en verdedigt humanitaire idealen. Mede daardoor is zij een baken van licht voor allen die een innerlijk pad naar wijsheid volgen.
‘God van alle mensen, God van al het leven, in de mensheid waarvan wij dromen […] is spiritualiteit een ideaal en een manier van leven, ontsproten aan een universele religie die meer gebaseerd is op kennis van de goddelijke wetten dan op geloof in God, […] en berusten de menselijke relaties op liefde, vriendschap en broederlijkheid, zodat de gehele wereld in vrede en harmonie leeft.’ Voor wat de relaties tussen de mens en het universum betreft, zijn wij van mening dat deze berusten op een onderlinge afhankelijkheid. Aangezien de mens een kind van de aarde is en de aarde een kind van het universum, is de mens een kind van het universum. Zo zijn ook de atomen waaruit het menselijk lichaam is opgebouwd afkomstig uit de natuur en zijn ze terug te vinden aan de buitenste grenzen van de kosmos, wat de astrofysici doet zeggen: «De mens is een kind van de sterren.» Maar al heeft de mens veel aan het universum te danken, het universum heeft ook veel aan de mens te danken; niet zijn bestaan weliswaar, maar wel zijn reden van bestaan. Want wat zou het universum zijn als de ogen van de mens het niet konden aanschouwen, als zijn bewustzijn het niet kon omvatten, als zijn ziel zich er niet aan kon spiegelen? In feite hebben het universum en de mens elkaar nodig om zichzelf te kennen en te herkennen, wat ons herinnert aan het beroemde adagium: ‘Ken u zelf, en u zult het universum en de goden kennen’. Uit de Positio FRC, 2001
In 1623 plakten de Rozekruisers op de muren van Parijs affiches die zowel mysterieus als intrigerend waren. De tekst luidde als volgt: “Wij, de vertegenwoordigers van het hoogste College van het Rozekruis, verblijven zichtbaar en onzichtbaar in deze stad, bij de gratie van de Allerhoogste, tot wie het hart van de rechtvaardigen zich wendt. Zonder boeken of tekens spreken wij, en wij leren dit ook aan anderen, in alle talen van de landen waar wij willen verblijven om de mensen, onze gelijken, te bevrijden van hun misvattingen over de dood. Indien iemand ons slechts uit nieuwsgierigheid wil ontmoeten, zal hij nooit met ons in contact komen. Als echter zijn oprechte wil hem ertoe brengt zich te laten inschrijven in het register van onze Broederschap, dan zullen wij, die de gedachten beoordelen, hem tonen dat wij waarlijk onze beloften nakomen. Zo vermelden wij niet de plaats waar wij in deze stad verblijven, aangezien de gedachten van de lezer, samen met zijn oprechte wil, in staat zullen zijn, ons aan hem en hem aan ons te doen kennen.” Enkele jaren eerder al waren de Rozekruisers in de openbaarheid getreden door de publicatie van drie, thans beroemde, manifesten: de ‘Fama Fraternitatis’, de ‘Confessio Fraternitatis’ en de ‘Chymische Hochzeit Christiani Rosenkreutz’ (‘de Chymische Bruiloft van Christian Rosenkreutz’), die respectievelijk in 1614, 1615 en 1616 verschenen. Deze drie manifesten riepen in die tijd veel reacties op, niet alleen vanuit intellectuele kringen, maar ook van de politieke en religieuze autoriteiten. De publicatie vormde een zeer belangrijke historische gebeurtenis, met name in de wereld van de esoterie. De ‘Fama Fraternitatis’ richt zich tot de politieke en religieuze leiders en de wetenschappers van die tijd. De tekst geeft een beschrijving van de toenmalige algemene situatie in Europa en maakt tegelijkertijd het bestaan van de Orde van het Rozekruis bekend. Hij doet dit door middel van de allegorische geschiedenis van Christian Rosenkreutz (1378 – 1484), vanaf zijn zwerftocht door de wereld (voordat hij de Rozekruisers Broederschap oprichtte), tot en met de ontdekking van zijn graf. Dit manifest roept reeds op tot een ‘universele hervorming’. De ‘Confessio Fraternitatis’ is een aanvulling op het eerste manifest, enerzijds door aan te dringen op de noodzaak mens en samenleving te regenereren en anderzijds door aan te geven dat de Broederschap van het Rozekruis een filosofische wetenschap bezit die in staat is deze regeneratie te verwezenlijken. Het manifest richt zich dan ook vooral tot de zoekers die willen deelnemen aan het werk van de Orde en die zich willen inzetten voor het geluk van de mensheid. De ‘Chymische Hochzeit Christiani Rosenkreutz’ beschrijft, in een stijl die enigszins van die van de eerste twee manifesten afwijkt, een inwijdende zoektocht die de queeste naar de Verlichting voorstelt. Deze zevendaagse zoektocht speelt zich grotendeels af in een geheimzinnig kasteel waar de bruiloft van een koning en een koningin gevierd gaat worden. In symbolische termen verhaalt de ‘Chymische Hochzeit’ de spirituele zoektocht die iedere ingewijde aflegt om de vereniging van zijn ziel (de bruid) en God (de bruidegom) te bereiken.
De evolutie van de mens beperkt zich niet tot de materiële aspecten van het leven, maar strekt zich uit tot in een spirituele dimensie
Zoals de geschiedschrijvers, denkers en filosofen van die tijd hebben onderstreept, was de publicatie van deze drie manifesten belangrijk en kwam ze bovendien op het juiste moment. Ze vond plaats in een tijd dat Europa een hevige existentiële crisis doormaakte. Politiek was het sterk verdeeld, en Europa werd verscheurd door tegenstrijdige economische belangen; de godsdienstoorlogen zaaiden overal ongeluk en verderf; de wetenschap was sterk in opkomst en begon zich reeds in een materialistische richting te ontwikkelen; de levensomstandigheden waren voor de meeste mensen ellendig en de maatschappij van die tijd verkeerde volop in verandering, maar miste de bakens om zich in de richting van het algemeen belang te ontwikkelen. De geschiedenis herhaalt zich en voert regelmatig dezelfde gebeurtenissen ten tonele, maar over het algemeen op een steeds grotere schaal. Zo constateren wij dat nu, vier eeuwen na de publicatie van de eerste drie manifesten, de gehele wereld, en niet alleen Europa, geconfronteerd wordt met een existentiële crisis zoals die nog niet eerder heeft plaatsgevonden. Deze crisis omvat niet alleen de economie en dat wat wij nu aanduiden als kredietcrisis en de recessie die daar het gevolg van is, maar beslaat alle gebieden van menselijke activiteit: derhalve ook de politiek, wetenschap, technologie, religie en de moraal. Bovendien wordt onze planeet, dat wil zeggen, onze leefomgeving en het kader waarbinnen onze evolutie zich voltrekt, ernstig bedreigd. Het gaat niet goed met de moderne mensheid. Daarom hebben wij als Rozekruisers van deze tijd, getrouw aan onze traditie en ons ideaal, het dienstig geacht hiervan te willen getuigen met het manifest ‘Positio Fraternitatis Rosae Crucis’. Dit manifest dat verscheen in 2001, het Rozekruisersjaar 3354, begint met de volgende aanhef. Salutem Punctis Trianguli In dit eerste jaar van het derde millennium, in het aanschijn van de God van alle mensen en van al het leven, achten wij, de gedeputeerden van de Opperste Raad van de Rozekruisers Broederschap, de tijd gekomen om de vierde toorts R+C te ontsteken teneinde ons standpunt over de huidige toestand van de mensheid kenbaar te maken en licht te werpen op de dreigingen die zwaar wegen, maar ook op de hoop die wij in haar stellen. Ad Rosam per Crucem Ad Crucem per Rosam Het manifest beoogt onze houding ten opzichte van de huidige situatie van de wereld aan te geven en duidelijk te maken wat ons met het oog op de toekomst verontrustend lijkt. Zoals onze broeders uit het verleden in hun tijd reeds deden, willen ook wij een beroep doen op meer menselijkheid en spiritualiteit. Wij zijn er immers van overtuigd dat het individualisme en het materialisme die in de huidige maatschappij de overhand hebben, de mens niet het geluk kunnen schenken waarnaar zij met recht verlangt. De tegenwoordige mensheid is zowel verontrust als ontredderd. De enorme vooruitgang op materieel gebied heeft haar niet echt geluk gebracht
De geestelijke evolutie van de mens is doel, spiritualiteit is haar middel en de tijd is de openbarende factor
waardoor ze de toekomst niet met een gerust hart tegemoet kan zien: oorlogen, hongersnoden, epidemieën, ecologische rampen, sociale crisissen, aantasting van fundamentele vrijheden, het zijn even zo veel rampen die strijdig zijn met de hoop die de mens voor de toekomst koesterde. Daarom deze boodschap tot een ieder die wil luisteren. Een boodschap die ligt in de lijn van de boodschap die de Rozekruisers uit de 17de eeuw in hun eerste drie manifesten tot uitdrukking brachten. De mens evolueert door de tijden heen, zoals trouwens alles wat deel uitmaakt van zijn leefomgeving, evenals het universum zelf. Het is een kenmerk van alles wat in de gemanifesteerde wereld bestaat. Wij denken echter dat de evolutie van de mens niet beperkt blijft tot de materiële aspecten van zijn leven, want wij zijn ervan overtuigd dat de mens een ziel heeft, dat wil zeggen, een spirituele dimensie. Het is de ziel die hem tot een bewust wezen maakt, een wezen dat in staat is na te denken over zijn oorsprong en zijn bestemming. Daarom kunnen wij de evolutie van de mens als een doel, spiritualiteit als een middel en de tijd als een openbarende factor beschouwen. Zoals gezegd, bestaat er een bepaalde gelijkenis tussen de huidige wereldsituatie en de toestand van Europa in de 17e eeuw. Wat sommigen ‘postmoderniteit’ noemen, heeft op tal van gebieden vergelijkbare effecten teweeggebracht en helaas een zekere degeneratie van de mensheid veroorzaakt. Toch denken wij dat dit slechts van tijdelijke aard is en dat zij tot een individuele en collectieve regeneratie zal leiden, op voorwaarde echter dat de mensen aan hun toekomst een richting geven die gekenmerkt wordt door menselijkheid en spiritualiteit. Op grond van hun ontologie zien de Rozekruisers de mens als het meest geëvolueerde schepsel van alle op aarde levende wezens, zelfs al gedraagt hij zich vaak op een manier die met het oog op deze status onwaardig genoemd kan worden. De mens verkeert in deze bevoorrechte positie omdat hij zich bewust is van zichzelf en een vrije wil heeft. Hij is dus in staat te denken, en aan zijn leven volgens zijn eigen keuzen richting te geven. Ook nemen wij aan dat ieder mens een elementaire cel is van een en hetzelfde lichaam: dat van de mensheid als geheel. Uitgaande van dit beginsel betekent humanisme voor de Rozekruiser dat alle mensen dezelfde rechten moeten hebben en hetzelfde respect en dezelfde vrijheid genieten, onafhankelijk van het land waar zij geboren zijn of waar zij wonen. Spiritualiteit berust, naar onze opvatting, enerzijds op de overtuiging dat God bestaat, als een absolute intelligentie die het universum en alles wat dit bevat, geschapen heeft, en anderzijds op de zekerpositio fraternitatis rosae crucis 33 heid dat de mens een ziel bezit die vanuit God emaneert. Sterker nog, wij denken dat God zich in de gehele schepping manifesteert door middel van wetten die de mens moet bestuderen, begrijpen en respecteren om gelukkig te worden. In feite menen wij dat de mensheid evolueert naar een waarachtig begrijpen van het goddelijk plan en dat zij bestemd is om op aarde een ideale maatschappij te creëren. Dit spiritualistisch humanisme mag misschien utopisch lijken, maar wij sluiten ons in die zin aan bij Plato, die in zijn ‘Politeia’ verklaart: “De utopie is de ideale staatsvorm. Misschien is het niet mogelijk haar op aarde te verwezenlijken, maar de wijze moet hierop wel al zijn hoop stellen.” In deze overgangsperiode in de geschiedenis lijkt de regeneratie van de mensheid ons meer dan ooit mogelijk, vanwege de toenemende gelijkgerichtheid in het denken der mensen, de generalisering van de internationale uitwisselingen, de toenemende vermenging der culturen, de mondialisering van de informatie en de huidige interdisciplinaire aanpak van de verschillende takken van wetenschap. Maar regeneratie, die zowel op individueel als op collectief niveau moet plaatsvinden, kan alleen tot stand komen door stimulering van het eclecticisme en een uitvloeisel hiervan, namelijk tolerantie. Geen enkele politieke instelling, en geen enkele godsdienst, filosofie of wetenschap bezit immers het monopolie van de waarheid. Wel kan men deze benaderen door het beste wat zij de mensheid te bieden hebben, samen te voegen, wat erop neerkomt dat men in de verscheidenheid de eenheid zoekt. Zo dient de dialoog met anderen te worden aangemoedigd en predikt onze Broederschap het recht om vrijelijk een mening te vormen en deze al even vrijelijk te uiten. Vroeg of laat brengen de wisselvalligheden des levens de mens ertoe zich vragen te stellen over de reden van zijn aanwezigheid op aarde. Dit zoeken naar een rechtvaardiging is iets heel natuurlijks, want het is een wezenlijk deel van de menselijke ziel, en de basis van zijn evolutie. Bovendien worden de gebeurtenissen die de geschiedenis markeren niet alleen gerechtvaardigd door het feit dat ze bestaan; ze veronderstellen een oorzaak die buiten die feiten is gelegen. Deze oorzaak zelf maakt deel uit van een spiritueel proces dat de mens ertoe brengt, zich vragen te stellen over de mysteries van het leven, en dit leidt ertoe dat hij op de een of andere dag belang gaat stellen in mystiek en de ‘queeste naar waarheid’. Dit zoeken is weliswaar een natuurlijk verschijnsel, maar wij voegen hier aan toe dat de mens door een ingeving van zijn goddelijke natuur en door een biologisch overlevingsinstinct tot hoop en optimisme gedreven wordt. Wat dat betreft lijkt het verlangen naar transcendentie een levensvoorwaarde voor de menselijke soort te zijn. Het is nu tijd voor de mensheid om nieuwe wegen in te slaan. Politieke ideeën, religieuze opvattingen en filosofische overtuigingen van de enkeling doen er niet zoveel toe. Het is nu niet meer de tijd voor verdeeldheid, in welke vorm dan ook, maar voor verbondenheid: het overwinnen van alle verschillen, ten dienste van het algemeen welzijn. Intermenselijke relaties is een van de onderwerpen waar de ‘Positio Fraternitatis Rosae Crucis’ specifiek aandacht aan besteedt.
De economie kan haar rol slechts vervullen als zij geld ziet als een energie, bestemd om de mens te verschaffen wat hij nodig heeft, zodat hij in alle rust zijn ziel kan verheffen
Daarnaast wordt in afzonderlijke paragrafen ingegaan op onderwerpen als wetenschap en kunst, technologie, moraal en religie. De beschikbare tijd staat mij helaas niet toe op ieder van deze onderwerpen uitvoerig in te gaan. Gelet op de actualiteit van het onderwerp veroorloof ik mij toch kort iets te zeggen over onze opvattingen wat de economie betreft. Wij denken dat de economie volkomen nieuwe wegen moet inslaan. Meer dan ooit functioneert de economie op basis van bepaalde kwantitatieve waarden zoals productiekosten, rentabiliteit en winstverwachting. In wezen materialistische doeleinden die gebaseerd zijn op winst en verrijking van enkelingen tot in het extreme. Zo is men ertoe gekomen de mens in dienst te stellen van de economie, terwijl juist de economie in dienst van de mens zou moeten staan. De economie kan naar onze mening haar rol slechts vervullen wanneer zij in dienst van alle mensen gesteld wordt. Dit veronderstelt dat men geld gaat zien als wat het behoort te zijn, namelijk een ruilmiddel en een energie, bestemd om iedereen te verschaffen wat hij nodig heeft teneinde in materieel opzicht gelukkig te kunnen leven. Wij zijn er daarom van overtuigd dat het niet de bestemming van de mens is om in armoede of zelfs in ellendige omstandigheden te leven maar, in tegendeel, te beschikken over alles wat tot zijn welzijn kan bijdragen, zodat hij in alle rust zijn ziel kan verheffen naar hogere bewustzijnsniveaus. Absoluut gezien zou de economie zo moeten worden gebruikt dat er geen armen meer zijn en dat iedereen in goede materiële omstandigheden kan leven, want dat is het fundament van de menselijke waardigheid. Armoede is geen onvermijdelijk noodlot en ook niet het gevolg van een goddelijk besluit. Over het algemeen komt ze voort uit het egoïsme van de mens. Wij hopen dan ook dat ooit de dag aanbreekt dat samen delen en rekening houden met het algemeen welzijn de grondslagen voor de economie zullen vormen. De ‘Positio’ wordt afgesloten met een invocatie die men ‘Rozekruisers Utopie’ zou kunnen noemen, in de zin die Plato aan dit woord hechtte. Wij doen een beroep op de goede wil van allen en van ieder mens afzonderlijk, opdat deze utopie op een dag werkelijkheid moge worden, voor alle mensen.